Op deze blog schrijf ik allerlei stukjes uit mijn jeugd, gezin en andere zaken, die mij op dat moment bezig hielden.
Op mijn tweede blog heb ik mijn creativiteit los gelaten. Was het eerst borduren en breien, nu is het bijna alleen nog maar haken wat me heerlijk van de straat houdt.
Avalon`s creablog: http://avalon022.blogspot.com/

Vanaf 2005 hou ik een digidagboek bij. Ik heb hierin over vanalles geschreven. Soms schrijf ik drie stukjes in een week en soms duurt het maanden voordat ik weer inspiratie krijg om iets op te schrijven. Dat kan dus vanalles zijn, heel persoonlijke dingen, wanneer ik niet lekker in mijn vel zit, herinneringen uit mijn jeugd en de tijd dat we met onze kinderen als gezinnetje samenwoonden, vakantie- of dagtripverhaaltjes, maar ook gekke, droevige of gewoon dagelijkse dingen die ik om mij heen registreer en waarover ik het leuk vind iets te schrijven. Alle verhaaltjes staan sowieso in pdf formaat ergens prive op laptop of externe schijf, maar ik heb besloten om zo langzamerhand alle verhaaltjes alsnog te publiceren op deze blog. Veel leesplezier.

Ps-1. Al bladerend door de onderwerpen zie ik nu [1-8-2013] dat het een rommeltje is geworden met de lettertypes en grootte van letters. Hoe dat komt weet ik niet. Wel weet ik dat ik ze zo niet gepost heb. Nu [26-2-2021] is het nog steeds niet veel beter. Het is jammer, dat ik niet meer grip heb op de lay-out van de stukjes. Maar goed, ik heb me helaas te houden aan de beperkte mogelijkheden. Het zij het zo, maar een rommeltje blijft het.

Ps-2. De bovenstaande foto is door mij genomen in een goddelijk rustige omgeving in de buurt van Säffle [Midden Zweden] in juni 2012.

dinsdag 27 september 2011

Het labyrinth in de kathedraal van Chartres


Begin oktober 2007 zijn wij met z`n tweetje er nog een weekje tussenuit gegaan naar een Centerparcs in Noord Frankrijk. Het was geen bijster interessante streek, maar aangezien we Frankrijk wel eens wilden proberen en we geen zin hadden in een dure overtocht hebben we de gok genoemen om die kant op te gaan. Het feit dat ik er nu pas toe kom om er iets over te schrijven, is eigenlijk wel voldoende om er aan af te leiden dat het nou niet zo`n vreselijk succes was. Het erheen rijden was een ramp, vooral in de buurt van Rouen, waar ik volkomen het spoor bijster raakte. Onze tomtom moest nog gekocht worden, dus daar had ik ook niet veel aan. De omgeving was beslist rustig, maar wat saai en het mooie stuk van Normandië of de kust was te ver om in een dag te gaan bekijken. Echter één bezienswaardigheid was een toppertje. We zaten in de buurt van Chartres en we hebben er uiteraard een dag voor uitgetrokken om die stad te gaan bekijken. Het was er heerlijk rustig en we zijn op ons gemak de oude stad doorgeslenterd. De kathedraal, wat natuurlijk de grootste trekker is van die stad, ligt boven op heuvel en eromheen was een pleintje met een heleboel souvenirwinkeltjes, die voor een deel na het zomerseizoen al gesloten waren. Alles even rustig en stil, want behalve één bus vol Japanners was er praktisch geen toerist te zien.

Hoewel ik niet veel heb met het geloof vind ik die kerken schitterend. Wat een kunstenaars moeten die bouwers geweest zijn. Ik had diep respect voor de enorme vakkennis van de mensen, die in die tijd met eenvoudig gereedschap zulke wonderen verrichtten . De vele beelden op het dak en aan de gevel met daarbij de schitterende deurportalen, zijn enorm indrukwekkend. Binnenin de kerk heerste de kenmerkende rust en verspreidden de vele kaarsen een gelig licht. We bekeken op ons gemak de veelkleurige en ongelofelijk knap gemaakte gebrandschilderde ramen en het labyrinth op de vloer van de kerk, wat voor mij een volkomen verrassing was. Ik had nog nooit van het bestaan ervan gehoord. Met Dan Brown`s verhaal van de Da Vinci code nog vers in mijn geheugen werd ik helemaal lyrisch om zoiets in werkelijkheid te zien. Mijn fantasie gaat dan weer met me op de loop, en ik verplaats mijn gedachten heel snel naar de middeleeuwen met zijn monikken en geheimen, zoals ik al in vele boeken gelezen had. Dat ze het labyrinth op de kerkvloer voor een groot gedeelte vol hadden gezet met stoelen vond in heiligschennis, want ik had heel graag de hele cirkel in zijn volle glorie willen zien.


Later thuis ben ik gaan googelen op labyrinth en las dat het niet de enige, maar wel één van de beroemdste labyrinten was die in de kerken te vinden zijn. Het doel zou zijn geweest dat de pelgrims het volledige doolhof zouden doorlopen zodat ze de gebrandschilderde ramen vanuit alle gezichtshoeken volledig zouden kunnen bekijken. Die uitleg viel me eigenlijk een beetje tegen, want ik had er met mijn fantasie wel een meer geheimzinnige reden voor willen horen. Maar goed dat deed niets af aan mijn bewondering voor het labyrint en ik heb er van genoten dit te zien.


Aan het begin van dit jaar zag ik de serie van Ken Follett`s Pillars of the Earth. Deze serie en boek vertelt het verhaal van de bouwers van dit soort kathedralen in de 12 eeuw en de beelden herinnerden me meteen weer aan de kerk met zijn enorme rust, flikkerende kaarsen, prachtige gebrandschilderde ramen en zijn geheimzinnige labyrint. Het bracht alles weer terug en met het kijken ervan was ik weer een beetje terug geweest in de kathedraal van Chartres.

Geschreven: 27 september 2011
Dagtekening: begin oktober 2007

zaterdag 16 juli 2011

Sytse


Twee plekken in de regio, heb ik een speciale naam gegeven. Er is voor mij een “Sytse-weg” en een “Sytse-bult”. Sytse [met alpinopet], wiens achternaam me volledig is ontschoten, was één van de chauffeurs van het Noordelijk Busmuseum te Winschoten waarmee wij nogal veel contakt hebben gehad in de tijd, dat er door hen in de zomer een buslijn werd onderhouden tussen Twisk/Opperdoes en Medemblik. Deze rit, waarbij ook het Bijenmuseum in Opperdoes, het Stoommachinenumseum en kasteel Radboud, net buiten Medemblik werden aangedaan was een service aan de tramreizigers, die op deze manier de meeste toeristische plaatsen van Medemblik en omgeving konden verkennen.

Sytse was ook "inval"-chauffeur en woonde in Heerenveen. Dat was dus, in tegenstelling tot de meeste chauffeurs, die in het oosten van de provincie Groningen woonden, veel dichterbij de kop van Noordholland en daarom werd hij nogal eens opgeroepen voor speciale klussen, waarvoor het ondoenlijk was om iemand van zover te laten komen.

Op zijn weg naar Noord-Holland reed hij in zijn moderne volkwagen [een model, waaraan ik nooit zal wennen] over de Afsluitdijk en ging bij de afslag Den Helder altijd de A7 af, waarna hij dan via het Dijkgatbos en de Oude Zeug, over de Zuiderdijkweg naar Medemblik toerde. Op mijn vraag, waarom hij dat deed, was het antwoord: "Heerlijk rustig, zo door het bos en polder. Waarom zou ik via die jachtige A7 gaan?". Ach, er valt veel voor te zeggen, hij heeft gelijk, maar als je haast zou hebben, schiet het niet echt op. Maar goed, hij nam zijn tijd, en is daarvoor vast eerder van huis gegaan. Ook op de terugweg deed hij het vaak. De Zuiderdijkweg kreeg in mijn hoofd een nieuwe naam en de "Sytse-weg" was geboren.

Hij was een goede chauffeur maar had een ondeugd. Om naar de dijk te rijden waar zich het kasteel Radboud en het Stoommachinemuseum bevind, moet je, na het verlaten van de binnenstad van Medemblik, over de Ooster- en Vlietsingel rijden. Precies bij de naamwisseling van die singel, rij je over een duiker heen, waar het water onder de weg door gaat. Om de een of andere reden, is die duiker [hoewel op de foto`s niet zo goed te zien] nogal hoog uitgevallen en dat resulteert in een fikse bult op de wegdek. Kijk, en daar pakte Sytse zijn kans. Hij schatte wel even in, wie er op de achterbank van de bus zaten, maar kon in zijn ogen, het publiek ertegen, waren ze verzekerd, dat hun achterwerk ruim los kwam van de bank, men zich even gewichtloos waande, om even later weer met een plof op hun zitplaats te belanden. Ja, zo was Sytse en dat werd voor mij dus de "Sytse-bult".



Een keer was hij eens zonder vervoer in Opperdoes, omdat hij de toerbus zelf vanuit het museum naar Noordholland had gebracht. Toen hij s` avonds naar huis moest had hij een probleem, want de bus zou in Noord Holland blijven, en hij moest naar huis. Mijn aanbod om hem naar huis te brengen nam hij alleen aan, als wij met z`n drietjes op zijn kosten naar "De Chinees" zouden gaan in Heerenveen. Natuurlijk deden we dat, en net als hij wat in Noord Holland altijd deed, vroeg hij het mij ook in Friesland, ver voor de afslag Heerenveen van de A7 af te gaan. Daarna gidste hij ons door zijn geliefde provincie naar huis. Na het bewonderen van zijn enorme collectie modelbussen, die hij overal in zijn huis had staan, zijn we naar het Chinese restaurant gegaan.

Het leven is gemeen op zijn tijd. Ergens, begin jaren 2000 kregen wij te horen dat hij ernstig ziek was. Na krap een half jaar was hij er niet meer. Hoe oud hij precies was, weet ik niet meer, maar ik denk ergens begin 50. Zijn begrafenis, was er één die ik niet snel zal vergeten. Op zijn eigen wens, werd hij in één van zijn geliefde bussen van het Noordelijk Busmuseum, naar de begraafplaats gereden. Het was een emotionele en indrukwekkende ervaring. Via de middendeuren, waarbij de hoge tussenstang was verwijderd, had men de kist in het middenpad van de bus geplaatst. Zo reed hij, met nog een tussenstop bij de school waar hij had gewerkt, door Heerenveen, zijn laatste rit.


7 augustus 2022

Mag ik even voorstellen. Zijn naam was Sytse Kunst. Eindelijk weet ik zijn achternaam. Eddie Betten, die met hem heeft gewerkt in het busmuseum wist het nog, dus kan ik na ruim twee jaar na het schrijven van bovenstaand stukje die naam eindelijk invullen. Het verandert niets aan het verhaal, maar toch ben ik blij dat het nu compleet is. Ook blijkt, dat ik zijn naam verkeerd had geschreven, dus heb ik dat, en passant, ook maar even aangepast.

Helaas klopte ook mijn aanname, dat hij het alleenrecht had op die stunt op de "Sytse bult", niet. Blijkbaar hadden meerdere chauffeurs daar een handje van. En zeg nou zelf. Het is toch ook leuk!. Toch heb ik niet zoveel zin, het hele stukje op de schop te gooien, dus laat ik de rest maar zo.

Wonen in een station



1 - ZOUDEN WE???

Sinds mijn jeugd ben ik al een liefhebber van kunst en cultuur en hoewel je dat vast wel ergens meekrijgt zal ook mijn opleiding daar wel een hoop aan hebben bijgedragen. Daarnaast zwierf ik al tijdens mijn schooltijd door de Amsterdam en kende heel wat musea van binnen en van buiten. Helaas kwam dat tijdens mijn huwelijk en in de jaren van kinderen opvoeden nogal in het gedrang, maar toch bleef er blijkbaar wel het nodige van deze liefde hangen en toen ik via Karel wat meer te horen kreeg over het renovatie project van het stoomtramstation in Twisk wilde ik daar graag gaan kijken. Stilletjes en geinteresseerd reed ik met de tram nogal eens langs de hekken van de bouwplaats. Veel zag ik niet vanaf de tram. Ten eerste stopte hij niet en eventjes het gebouw inlopen ging dus ook niet. Nadat de auto intrede gedaan had in ons huisgezin werd het een stuk eenvoudiger, en ging ik zo af en toe eens kijken wat daar gebeurde. Stiekum had ik wel eens gedacht dat ik daar ook wel zou willen wonen, maar toen dit speelde was die auto er nog niet en was Twisk wel erg ver buiten de bewoonde wereld. Toen de geruchten gingen dat station Opperdoes ook in de picture kwam voor renovatie en bewoning was het een heel ander verhaal. Dit leek me echt te gek. Ik droomde al jaren van een vrijstaande woning. Geluidsoverlast had ik al genoeg gehad in die rijtjeshuizen en dan was dat wonen in zo'n vrijstaand station een enorm bonus. Je zou zeggen dat ik door mijn verminderde gehoor veel minder last zou hebben van burengerucht maar niets is minder waar. Ook het zo dicht op elkaar wonen benauwde mij behoorlijk. Het idee dat je, als je de pech hebt dat de slaapkamers tegen elkaar aangebouwd zijn, je met je hoofd zo ongeveer 50 cm. van elkaar af zou kunnen liggen vind ik doodeng. Karel vond het wonen buiten eigenlijk ook wel leuk en om een lang verhaal kort te maken; het was het na drie spannende maanden werkelijkheid. Wij mochten er gaan wonen.


2 - BOUW.

De eerste keer dat ik er kwam als toekomstige bewoonster in 1997, bekeek ik de zaak natuurlijk heel anders dan dat ik Twisk had bekeken in het verleden. De renovatie was pas begonnen en we kwamen op een bouwplaats aan die voor een groot gedeelte omgeven was door hekken.


Binnen die hekken lag een enorme troep en als je goed keek zag je tussendie stapels bouwmateriaal en stellages een gebouw. Het was nauwelijks voor te stellen dat dit ooit weer bewoonbaar zou worden want het zag er niet uit.




Het was compleet gestript en behalve de kale buitenmuren, enkele beeldbepalen panelen en de schouw was er niet veel meer van over. Boven was het iets beter, maar dat was eigenlijk niet goed te zien want het was er nogal donker. Er waren op die zolder helemaal geen ramen. Tochten deed het er wel want in de kamer aan de Hoorn kant, zat een enorm gat, waar eens een raam was geweest. Een badkamer was er nooit geweest, maar een kelder was er wel. Op de vloer lagen nog de originele vloertegels en was toen nog kurkdroog. Wat er aan verf in het hele gebouw nog was overgebleven was donkerbruin en vies. Maar al die ellende kon mij allemaal niet zoveel schelen want ik had, dank zij Lies Bakker, die mij een rondleiding gaf in haar huis [station in Twisk], gezien hoe mooi het allemaal zou worden. Doch niet alleen die rondleiding maakte me enthousiast. Door die bouwtroep keek ik wel heen en zag ik veel positieve dingen. De twee bedsteden boven waren nog prachtig bewaard gebleven en de schouw beneden was, evenals de bedstee deuren in de "eetkamer" nog zeer beeldbepalend. Niet zo handig, maar wel authentiek was en is de kamerindeling. Er zijn nog steeds twee aparte kamers beneden die onderling verbonden zijn door het halletje van de voordeur. Mijn moeder die ik bij mijn tweede bezoek had meegenomen heeft me later, toen alles klaar was, wel eens opgebiecht dat ze bij dat bezoek wel even had gedacht, "waar zijn die twee in `s hemelsnaam aan begonnen "!. Gelukkig was Lies was bereid tot een tweede rondleiding, zodat ze een positiever idee kreeg.

Natuurlijk ging ik regelmatig kijken en het werd steeds mooier. Bij ieder bezoek viel er wel weer iets nieuws te ondekken. Allereerst werd op het dak het patroon in de dakpannen weer teruggebracht. Die dingen hadden er als een rommeltje opgelegen en ik wist niet beter of het hoorde zo. Veel later werden de schoorstenen er weer in volle glorie opgezet. Binnen werden de muren bedekt met een soort gipsplaat. Wel mooi maar niet erg handig. Als je iets op wil de hangen, moest je eerst via die gipsplaat door een loze ruimte heen om in de originele muur te komen, dus het werd altijd een zware klus. Maar de meest rigoreuze verandering is wel de badkamer. Wat ik al zei, die was er helemaal niet en er is op zolder een hele nieuwe badkamer ingebouwd. De ramen werden voorzien van nieuwe sponningen en ook in het zoldergedeelte kwamen twee dakramen. Helaas niet 'historisch verantwoord' maar voor ons als bewoners onmisbaar. De keuken, die ik bij het eerste bezoek het "ergst" vond kreeg een keukenblok en begon er weer een beetje als keuken uit te zien. Via een compromis tussen de architect die alles zoveel mogelijk in oude staat en wij die het zo licht mogelijk wilde hebben, werd de verf gekozen. Dat had tot resultaat dat het op zolder vrij authentiek en beneden lekker licht werd geschilderd. Verder heeft de beste man vreselijk zijn best gedaan en heel Westfriesland afgestroopt om het huis weer van passende deuren te voorzien.




Er is echter een ding wat het station Opperdoes in uiterlijk vooral onderscheid van de anderen. Toen ik op een warme zondagmiddag dienst deed als lokettiste in Hoorn, liep ik even naar de winkel om wat te drinken te halen. Ineens viel me iets op bij een foto die aan de wand van de wachtkamer hing. Op die foto stond station Opperdoes en hoe het komt weet ik niet maar ik werd me er opeens van bewust dat het gebouw daar luiken had. Die wilde ik ook!! Dat was helemaal "historisch verantwoord"en het leek me heerlijk met dat hitteweer. Hoe ze er uiteindelijk gekomen zijn weet ik niet precies meer, maar degene die ervoor gezorgd heeft dat ze er kwamen ben ik eeuwig dankbaar. Ten eerste is het een prachtgezicht en ten tweede is het zomers geweldig. Het blijft zo lekker koel binnen en overgordijnen zijn overbodig.

Toch zou ik in mijn enthousiasme bijna vergeten dat het natuurlijk niet alleen ons woonhuis zou worden, maar ook station. Het oorspronkelijk gebouw is beneden precies in tweeën gedeeld. Een deel station en één deel woonhuis. De zolder ligt over beide gedeeltes heen en behoort helemaal tot het woonhuis. Aan de woonhuiskant komt dan nog de keuken die er in de twintiger jaren is aangebouwd. Net als het woonhuis trof ik het stationsgedeelte ook aan in een erbarmelijke staat. De ramen en deuren hingen er zowat uit en alles was vies en goor. Toch heeft het hele gebouw er voordeel aan gehad dat het vanaf 1982 dichtgetimmerd heeft gezeten, en hoewel de halve jeugd van Opperdoes er waarschijnlijk heeft ingezeten [dat hebben een paar mij eerlijk opgebiecht], is het daardoor toch aardig beschermd gebleven. Het station had nog een paar opmerkelijke items die in de andere stations verdwenen waren. Ten eerste had het kantoor van de stationschef nog de oorspronkelijke grote kast nog staan en in de "loketdeur" zat nog het originele "schuifje" wat model heeft gestaan om via een replica ook in station Twisk weer geplaatst te worden.



Ook keerden er dingen terug die helemaal verdwenen waren. Via oude bouwtekeningen en foto`s is de retirade op de oude fundering weer opgebouwd en ook een schuurtje is aan de Medemblikkant weer tegen de gevel aangebouwd. Dit schuurtje wordt broederlijk gedeeld. Wij de helft en het station de helft. Gelukkig dat ze dat hebben gedaan want wij als bewoners van station Opperdoes zijn zwaar onderbedeeld met “schuurbergruimte” ten opzichte van de andere stations.

Uiteindelijk konden wij in april 1998 verhuizen en werd het station in 1999 opgeleverd. Het hele gebouw werd op juni 2000 officieel door de gedeputeerde van Noordholland Dhr. Neef feestelijk geopend. Het bouwproject was gerestaureerd als leerwerk-project d.w.z. langdurige werklozen hebben hier de kans gekregen werkervaring op te doen om daarmee hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en werd professioneel begeleid door Heddes bouw uit Hoorn. De benodigde gelden kwamen van de Europese Unie. Voor bouwkundigen schijnt dit pand uit 1887 een juweeltje te zijn. Vooral de balkenconstructie van het dak is volgens experts iets heel bijzonders. Heel leuk dat wel maar voor mij zijn die balken alleen maar dingen waar ik voor uit moet kijken. Ze zitten laag en ik heb er al de nodige keren goed mijn hoofd aan gestoten.


3 - VERHUISD!!


6 april 1998 was dan de grote dag van de verhuizing. Ik had natuurlijk al maandenlang lopen denken hoe we de zaak zouden gaan inrichten en vooral die twee kamers speelden me enorm parten. Er was één stuk muur van twee meter en verder zaten overal deuren, ramen, verwarming, een schouw en nog eens een stel deuren, zodat ik geen kast, laat staan een bankstel kwijt kon. Verder had ik, groen als ik was niet overlegd waar de tv of de telefoon "uit de muur" zouden moeten komen. We spraken al snel van een woon- en eetkamer ter onderscheid van de kamers, maar eigenlijk ben ik er tot op de dag van vandaag nog niet uit hoe ik het allemaal zou moeten doen. De eetkamer gebruiken we nooit, behalve als we met meer dan drie personen eten, en die [eet]kamer wordt alleen gebruikt om door naar de keuken te lopen. Stom eigenlijk want het is verreweg [als er zon is] de zonnigste kamer. 











De voormalige bedsteden beneden met de mooie deuren zijn twee gigantisch fijne kasten geworden. Want één ding is zeker, ondanks het ielige schuurtje hebben we absoluut geen gebrek aan bergruimte. Natuurlijk hebben we de kamer die als enige een raam heeft naar het perron gekozen als woonkamer. Gelukkig had de bouwer deze ook gekozen om de tv en telefoonaansluiting te maken zodat deze moderne levensbehoeften ook zonder mij op de juiste plek beland waren. Helaas is er niet meer plek dan voor een zithoekje en de tv. Tot op de dag van vandaag moppert mijn zoon dat ik wat kleinere stoelen moet kopen voor de zithoek zodat er wat meer dan twee mensen gemakkelijk kunnen zitten, zonder dat we een stel tuinstoelen moeten aanslepen. Hij heeft natuurlijk helemaal gelijk, maar ik ben zo hopeloos besluiteloos in die dingen dat er nog steeds niets is gebeurd.

Boven is het een eldorado. Onbespied, kan je lekker je gang gaan. Onze slaapkamer ligt boven het stationskantoor, maar waar hij ook zou liggen, de enige herrie die wel hebben is natuur. Duiven, soms een hond, zwaluwen onder de dakgoot, en af en toe [niet natuur] een keihard knetterende Opperdoezer brommer. Mijn grootste hobby is om aan de Hoornkant uit het raam te hangen en de rust op je in te laten werken. Dat is heerlijk. Tot op heden kan ik kijken tot de A7 en door die nieuwe waterberging in Twisk heb ik gratis een geweldig mooi landschap en natuurgebied in mijn blikveld gekregen.


4 - MODDERBALLET EN EEN HUISDIER

Toch was in die verhuizingstijd niet alles zo rooskleurig. De gemeente had al beslist dat er achter het station huizen gebouwd zouden worden en omdat die toekomstige bewoners ook bij hun huizen moesten komen, kwam er een nieuwe straat met een nieuwe naam. Een week voor je verhuizing krijg je ineens een ander adres, en nog erger een andere postcode. Omdat je de hele familie je nieuwe, maar ineens oude adres al hebt doorgegeven is de verwarring compleet. Van Almersdorperweg werd het ineens De Kaag, en hoewel ik het een naam vind die nergens op slaat zouden we er mee moeten leren leven.



De gemeente was wel zo vriendelijk om hem netjes door te bellen, maar een postcode wisten ze nog niet. Dat was supervervelend. Een postcode, dat hebben we toen we ervaren, is nog belangrijker dan de straatnaam want geen bedrijf kan je vinden. Ook een straatnaambordje was er nog niet maar ach dat was eigenlijk niet zo erg want de straat was er ook nog niet. Het station, dus ook ons huis was een eiland midden in een grote modderbende. Gelukkig ben ik maar één keer echt languit gegaan, maar het resultaat laat zich raden. De auto konden we als het niet al te hard had geregend wel ergens kwijt, maar ik heb hem ook wel moeten parkeren aan de overkant van de weg bij de fa. Zwaan, die deze mogelijkheid gelukkig aanbood.

Een huisdier heeft die blubberzooi ook nog opgeleverd. Op een dag vond ik wel erg vreemde dingen in mijn voorraadkast liggen. Het leek nog het meest op hagelslag, maar nee natuurlijk het waren muizenkeutels. Getver is dan je eerste reactie en bij verder onderzoek bleek dat bij alles wat maar eetbaar was, maar vooral koekjes, chips en deegwaren, de hoekjes uit de pakken waren weggevreten. Karton of plastic dat maakte niet uit, hij of zij had overal doorheen geknaagd. Nou dat werd dus een muizenoffensief. Hoe pak je dat nou weer aan? Allereerst heb ik natuurlijk de hele boel hartgrondig schoongemaakt en weggegooid wat er was aangevreten. Zonde hoor, en ik kan al zo moeilijk etenswaren weggooien. Daarna heb ik vier grote plastic dozen met goed afsluitbaar deksel gekocht waarin alle eetwaar in werd geborgen. Toen een zoektocht naar de dader zelf. Op een avond zag ik de aanstichter van alle ellende ineens door de eetkamer rennen. Wat schattig eigenlijk, een lief klein veldmuisje. Maar lief of niet, hij kon toch niet door ons huis blijven wandelen. Doodmaken vond ik best zielig, maar wat dan??? Karel had allelei gaatjes al met plankjes dichtgetimmerd maar dat scheen geen beletsel te zijn om nog steeds binnen te komen. Kon dat beest het helpen. Zijn hele leefmilieu was hartgrondig overhoop gehaald door die stratemakerij en binnen was het nog lekker warm op de koop toe. Geef hem eens ongelijk. Uiteindelijk hebben we Ninja, de kat van Suzanne een weekje te logeren gehad. Kreeg ie ook eens wat lekkers. Nou dat hielp hoor. Op een avond zag Karel het muisje door de kamer rennen en Ninja er achter aan. Het verhaal vertelt niet wie het meeste bang was voor wie, maar zeker is dat het muisje de volgende dag nog springlevend was. Dat was wel lachen, maar helpen deed het niet. Dan maar een rigoreuzere maatregel. We hebben op een paar plekker in huis wat muizenpoeder gestrooid. Uiteindelijk is het beestje verdwenen. Het werd warmer en hij kon ook buiten zijn kostje weer bij elkaar scharrelen. Dachten wij. Een half jaar later vonden we in het station een verdroogde veldmuisje. Er hing geen naamkaartje aan maar ik ben zeker dat dat ons huisdier is geweest

Toen de bouw van de achterliggende huizen begon en er een bouwstraat werd ingelegd, was de grootste blubber over. Het straatnaambordje liet langer op zich wachten, maar dat leverde minder problemen op. Aan de voorkant van het huis was het intussen prima leefbaar geworden, maar door de ramen in de woonkamer hadden we nog zicht op een aardig gras- en blubberlandje wat eens een perron zou moeten worden.


Intussen was met veel geld en moeite ook station Wognum aangekocht, dus ik was bang dat alle aandacht bij tram zich zou gaan richten op dat station. Die redenering was niet zo ver van de werkelijkheid, maar ik heb me aldoor vastgehouden aan de belofte dat half 2000 het station officieel zou worden geopend. Dat is inderdaad gebeurd, maar ik moet nu bekennen dat ik daar soms wel eens aan heb getwijfeld. Toch was die ongerustheid eigenlijk onterecht. Wij huren het huis en wat er verder door de SHM wordt gedaan is ons “pakkie an” niet. Zo zwart-wit kan je wel denken, maar zo ligt het in werkelijkheid natuurlijk niet. Je bent en blijft het gezicht van de tram, zeker in het dorp. In mijn gevoel was de start ook niet zo best, omdat er enkele Opperdoezers die hier wilde wonen, waren afgewezen. Met een stukje in de dorpskrant heb ik hopelijk veel kunnen goedmaken. Ik schreef erin dat ik het een eer vond hier te wonen en daar is geen woord aan gelogen. Gezien de reacties is het best wel in goede aarde gevallen. Verder is het mijn eigen keuze is geweest me niet te veel in het dorpsleven te mengen en mijn enige poging om dit wel te doen, vond ik helaas niet zo geslaagd. Om te integreren moet je best van goede huize komen en dat had ik waarschijnlijk toch niet in me.


5 - WONEN IN EEN STATION


Na de drukte van de verhuizing begint dan het gewone leven hier.De straat is klaar, het perron is klaar en je huis is bewoonbaar. Bewust zeg ik niet klaar want dat ben je nooit. De eerste tram die langskomt is een feest en wonen in Opperdoes heeft nog een extra charme. Het dorp is natuurlijk wereldberoemd door zijn aardappelen en is het zo dat je alleen door hier te wonen door familie en kennissen ineens wordt aangezien als kenner van de Opperdoezer Ronde. Natuurlijk pak je in de loop van de tijd wel enige kennis op over die piepers maar tot op de dag van vandaag zal ik me nooit een kenner van die beroemde aardappels noemen. Het enige dat ik weet is dat je ze moeten eten door ze in z`n geheel of in blokjes in de jus te dopen en ze in de schil moet koken. Dat schijnt het lekkerste te zijn. Zelf hou ik niet zo van vette jus dus laat ik het helemaal aan de liefhebbers over. Maar ja er is meer dan aardappels. Allereerst leef je in een roes van vrijheid en rust, maar je komt toch wel snel weer met je beide benen op de grond.

In het begin hebben wij veel mensen gesproken die het reuze leuk vonden dat het station weer bewoond was. Opperdoezers en vroegere bewoners kwamen weer kijken en we hebben best veel gehoord hoe het er allemaal aan toe is gegaan in de afgelopen 100 jaar van het bestaan van het gebouw. Helaas heb ik toen die verhalen niet opgeschreven, maar twee dingen zijn duidelijk blijven hangen. In het halletje van het station hebben ze jarenlang een douche gehad en op zolder moeten nog ergens kogelgaten in de balken zitten waar onderduikers een geweer hadden leeggeschoten. Dat eerste verhaal klopt wel over het tweede heb ik zo mijn twijfels want die kogelgaten heb ik nog steeds niet kunnen vinden. Verder hebben ze met een gezin van acht in dezelfde ruimte gewoond als wij nu. Dat was dus mannetje aan mannetje liggen om op zolder te slapen. Zo begrijp je wel iets over die douche in het stationshalletje. De tuin van het woonhuis lag vroeger tegenover het huis op de plek waar nu de vlonder ligt en de plek van de huidige tuin was stationsgebied. Ik heb er nooit achter kunnen komen wanneer de keuken er precies is aangebouwd, maar het moet in de twintiger jaren zijn geweest. Daarvoor was het huis wel heel erg klein geweest want de zolder hoorde toen ook niet bij het woonhuis en in de kast waar nu de verwarmingsketel hang was toen een washok waar ook werd gekookt. Dat vonden ze bij het "spoor" toch blijkbaar ook want toen heeft men een keuken en de zolder toegevoegd aan het woonhuis.

Maar je kreeg ook vreemde vogels aan de voordeur. Sommigen hadden niet eens door dat het een woonhuis is en liepen gewoon naar binnen. Ook wel een beetje onze schuld. We moeten de voordeur eigenlijk altijd potdicht en op slot houden want hij ligt wel erg dicht aan de straat. Anderen moeten zonodig naar de wc en denken dat er in ons huis een openbaar toilet is. Heel bont maakte de begeleiders van de school hier in Opperdoes het. De ene vraagt netjes of een van de kinderen even naar de wc mocht terwijl een andere begeleider er eentje tegen de gevel laat plassen. Gelukkig weten de meesten niet dat de retirade ook een openbaar toilet is want anders zouden wij nooit rust hebben. Dan is het toch wel vervelend dat het station nooit open is want hoe leg je uit dat je niet eeuwig toiletjuffrouw wil spelen als je gewoon even rustig buiten wil zitten.

Ja buiten zitten dat is ook zo iets. Waar moeten wij buiten zitten want een tuin hebben we niet. Wonen we in het meest landelijke dorp van Noordholland, kunnen we nauwelijks buiten zitten. Ja ruimte zat, maar vrij zitten ho maar. Ik hoef echt niet in mijn blootje te zonnen, maar ik zou wel graag in een tuin willen zitten zonder dat iedereen die langskomt me stoort met goedbedoelde praatjes. En dan te bedenken dat ik ze lang niet altijd hoor. Daarvan zullen ze ook wel denken dat ik ze niet wil horen omdat ik geen antwoord geef. Dat is en blijft een dilemma. Aan de ene kant wil ik best wel sociaal handelen, maar aan de andere kant wil ik rustig buiten zitten. Wie de oplossing weet mag het zeggen.

Als huis woont het hier heerlijk. Van buren hebben we geen last en we storen de buren ook niet als er soms een paar decibellen teveel door de kamer schallen. Natuurlijk zijn er altijd wel dingen die anders kunnen. De kieren in de deuren worden steeds groter. Onze kleindochter kan haar vingertjes al zonder problemen door de deuren steken en haar vingertopje aan de andere kant bewonderen. Als ze wat groter is kan ze postbodetje spelen. Brievenbussen genoeg. Waar vind je zo`n huis. Ik begin me wel eens af te vragen waar die architect acht jaar geleden die deuren vandaan heeft gehaald. Vochtig waren ze in ieder geval wel. De stommiteit van de electricien zullen we ook maar over het hoofd zien waardoor we bijna brand hadden in de meterkast. Maar geen gemopper op de kelder, want die is al ruim een half jaar droog. Weg gratis zwembad, maar daar ben ik niet rouwig om. Maar wat me het meeste stoort is het feit dat ze bij de renovatie niet alle ramen van dubbelglas hebben voorzien. Waarom ze de voordeur hebben overgeslagen is mij volstrekt onduidelijk want het halletje is `s winters stervenskoud. Verwarming of niet. Helaas moeten wij, in tegenstelling tot de andere stations, langs de voordeur door dat halletje om in de rest van het huis te komen en dat is `s winters geen pretje. Wij leven in de winter bijna alleen in de woonkamer en op zolder en komen alleen bij hoge noodzaak in de keuken. Dat is wel knus maar ook wel eens lastig.

Maar het is niet allemaal kommer en kwel hoor. Integendeel. De leuke dingen voeren de boventoon. Gewoon het feit om midden in een dorp te wonen met uitzicht op een supermarkt en een relatief drukke dorpsstraat die bijna langs je huis loopt. Dat staat garant dat er af en toe wel eens wat gebeurt. Die weg ligt net ver genoeg van het huis af om er geen last van te hebben. Lol hebben we er wel van. Hoewel er een bord staat dat er maar 20 km. per uur mag worden gereden, lanceren sommige automobilisten zichzelf. Ook de lijnbus komt erlangs en dan verkneukel ik me wel eens dat ik lekker thuis zit terwijl die mensen in die bus nog naar iets onderweg zijn. Vorig jaar kwam Koningin Beatrix zelfs over de overweg met de bekende blauwe bus. Natuurlijk hebben wij met een flinke vlag geprobeerd haar aandacht te trekken. Of dat gelukt is weet ik niet, maar niet geschoten is altijd mis.


Toppertjes waren de gesprekken met de oudbewoners, de opening, de week rond koninginnedag in 2000 en de hemelvaartsdagen, die we in Opperdoes gevierd. Evenzo fijn zijn de ontstane vriendschappen van de trammedewerkers en de mensen van het Noorderbusmuseum.



Maar ook "gewone" dingen zijn heel leuk. De dagelijkse doorkomsten van de tram, een vraag zijn in een puzzeltocht, waardoor hele volksstammen het pand komen bekijken en naar een antwoord zoeken, koppeltjes die op hun huwelijksdag trouwfoto`s komen maken met het station en perron als omgeving, een paar schatten van kindjes vanuit het naburige asielzoekerscentrum, die even een kijkje komen nemen en de aanloop van vele vakantiegangers die in allerlei talen het naadje van de kous willen weten.


Nee echt saai is het er nooit. Behalve dan, en daar is het ook Opperdoes voor, op zondag, want dan valt hier het hele openbare leven stil. Dan maakt de kerk de dienst uit. Dat en nog veel meer is wonen in een station in Opperdoes en ik hoop van ganser harte dat we nog jaren hiervan kunnen genieten.


Geschreven: Opperdoes, 20 april 2006

Donald de buschauffeur

Op een rustige middag in mei worden we opgebeld door Sjanie Ponte van de stoomtram met de vraag of wij voor enkele dagen een logé konden herbergen. Ik frons mijn wenkbrauwen. Een logé? Hoe dan, ik kan hier in dit huis nauwelijks iemand enige privacy aanbieden en dan een wildvreemde? Even doorvragend blijkt dat er naar aanleiding van het zomerattractief waarin een buslijn werd ondehouden naar het stoommachinemuseum, een van de chauffeurs onderdak zocht. Weinig kon Sjanie vermoeden dat dit verzoekje het begin zou worden van een onvergetelijke vriendschap. Ik heb de goede man zelf opgebeld om te zeggen dat ons huis daar niet erg geschikt voor was maar dat we een prima onderdak konden aanbevelen in de vorm van een B&B in Oostwoud. In mijn gedachte probeerde ik mij de persoon aan de telefoon voor te stellen. Hij klonk als een oudere man, die een beetje op afbetaling praatte, net alsof het eerst heel goed moest nadenken voordat hij iets zei.

Intussen was het zomerattractief begonnen en daar mee ook de busdienst met een oldtimer bus van het Noorderbusmuseum uit Winschoten. Natuurlijk ontvingen wij de mensen van het busmuseum met open armen en het was na iedere rit een gezellige boel in het kantoor van de stationschef. Er werd heel was afgekletst, hoewel ik de grootste moeite had om die mensen te verstaan, want dat Groningse taaltje was hoewel natuurlijk wel beschaafd, beslist geen ABN. De tweede week was Donald aan de beurt. Hij kwam een dag eerder om met zijn collega-voorganger mee te rijden en zo de route vast te verkennen. Het was een vriendelijke man, die sprak zoals ik door de telefoon al had ervaren. Hij had een paar kolenschoppen van handen en het bleek dat hij vroeger dominee was geweest. Dat moet een imposant gezicht zijn geweest als hij aan het eind van een dienst zijn handen ophief om de zegen uit te spreken. Hoe hij in de buschauffeurswereld terecht was gekomen, daar ben ik nooit achtergekomen, maar dat is ook iets wat er helemaal niet toe doet en wat me ook helemaal niet aangaat. Zijn vrouw Mieneke was met hem mee gekomen en samen vierden zij een extra vakantie tussen de busritten door. Als hij reed ging ze af en toe met hem mee, soms maakte ze een ritje met de tram, maar meestal verkende ze Westfriesland in haar eentje per fiets en op het laatst kende ze de middenstand van Medemblik waarschijnlijk beter dan ik. En Donald genoot.

 

Hij reed zijn diensten met plezier en ook Karel ging beslist niet met tegenzin met hem mee. Soms was hij in functie als busconducteur maar ook buiten die functie kon Donald hem als extra passagier goed gebruiken. Hij gaf het zelf ruiterlijk toe dat een route uit je hoofd leren best wel moeilijk was en een geheugensteuntje in de vorm van een lokale bewoner was dan ook zeer welkom. Maar een ding was zeker! Hoewel achteruitrijden zijn sterkste kant niet was, kon hij verder rijden als de beste. De krappe rotondes leverden geen probleem op alleen maar bewonderende blikken van de passagiers. Want er is best wat stuurkennis voor nodig om die lange bus om de rotondes te draaien, zelfs al heb je stuurbekrachtiging. Iedereen die tijdens die weken in Opperdoes dienst deed of gewoon maar even kwam aanwaaien heeft heel veel plezier gehad en ook wij hebben die weken als onvergetelijk ervaren. Na het zomerseizoen vielen wij wel in een heel groot gat en door een bezoekje aan het Noorderbusmuseum in Winschoten en een tweede bezoek aan Donald en Mieneke, waar we onthaald werden op heerlijke soep, hebben wij die winter de contacten levend gehouden.

In 2002 stond Donald vooraan om weer naar Westfriesland te komen. Rico die in Winschoten de mensen organiseerden, had dat jaar, in tegenstelling tot het eerste jaar geen enkele moeite de weken te vullen, want men had aan alle kanten te horen gekregen dat het best leuk was om in Noord Holland een paar dagen te gaan rijden. Camping Arado aan het smalle dijkje in Medemblik werd hun "huiscamping" en de eigenaren stelden zelfs hun huis beschikbaar voor niet-kampeerders als Donald en Mieneke voor onderdak. Donald`s r eputatie was hem al vooruit gegaan. Zelfs bij RTV Noord Holland was men intussen op de hoogte van die Groninger buschauffeur die samen met zijn vrouw hier vakantie kwam houden. "Werken in je vakantie?, dat is toch geen werken want anders zat je je toch maar te vervelen in je stoel" zei Donald in het voor ons historisch geworden filmpje van RTV Noord Holland. Toen dat eenmaal was uitgezonden werd hij bijna een bekende Nederlander. Hij werd herkend en hij genoot. Ook dit tweede jaar draaide hij zijn rondjes om de rotonde met veel verve en een luid "Ho, ho, ho!" en als er eens een automobilist geen voorrang verleende ging dat gepaard met een "gloeiende, gloeiende .....!
Het Westfriese land had een warm plekje in zijn hart veroverd, vertrouwde hij mij toe en hij zou er zelfs wel willen wonen. Mieneke zag ik niet veel. Zij vermaakte zich uitstekend. Ze had het zo druk als wat en ze heeft zelfs nog een dag als vrijwilligster in de winkel van de stoomtram gestaan.

Een hoogtepunt voor hem dat jaar was het ritje op de locomotief. Helemaal in stijl had hij een blauwe overall op de kop getikt en zo heeft Jaap Nieweg hem een dag meegenomen als stoker op de loc. Onder de kolengruis en met zwart gezicht en handen kwam hij na zijn stokerswerk grijnzend van loc.26.

 
Na dit tweede jaar heb ik heb de wat lectuur uitgeleend zodat hij thuis in het verre Harkstede nog eens rustig zijn herinneringen van die zomer op een rijtje kon zetten en wat kon nalezen over het onze regio. Òok die winter hebben we een bezoekje aan Donald en Mieneke gebracht, waarbij ik Donald heb uitgelegd hoe de teletekst op de televisie in zijn werk ging en Mieneke`s soep onveranderlijk lekker was.


Het volgende jaar hoefde ik niet te wachten tot de zomervakantie op een ontmoeting met hen beide. Met de kostuumgroep van Mieneke, kwamen ze mee, om Hemelvaartsdag in Opperdoes te vieren. Donald werd [helaas zonder zijn onafscheidelijke pijp] vereeuwigd door onze "huisknipster" Aartje en ik zie Mieneke nog staan, keurig in kostuum, soep uitdelend aan de mensen in hun groep en later aan ieder die toevallig in de buurt was.

Die zomer was het weer als vanouds. Donald draaide op de vertrouwde manier zijn dienstjes en op het bankje op het perron werd wat afgekletst. Wat me wel opviel was dat Mieneke steeds zorzamer werd voor haar man en ze hem op allerlei manieren in bescherming nam voor zwaardere klussen. Ook een bakkie doen bij ons in de avonduren was eigenlijk teveel gevraagd. Toen ik op een donderdag met haar naar de Schager markt ging vertelde ze me openhartig dat Donald`s gezondheid de laatste tijd behoorlijk achteruit was gegaan. en dat er heel weinig kans was dat hij aan het eind van de zomer door de gezondheidsscontrole zou heenkomen, die hij wegens zijn leeftijd verplicht was te ondergaan om op de bus te blijven rijden. Mijn vermoedens werden in dat gesprek helaas werkelijkheid en hoewel er weinig aan hem te zien was op dat moment, was het bijna zeker zijn laatste jaar hier op de vertrouwde bus. Dit heb ik uiteraard allemaal voor mij gehouden en ik heb diep respect voor hen allebei dat ze met deze wetenschap nog zo`n ongeloofelijke manier hier aanwezig konden zijn. Niemand die kon zien dat Donald na zo`n dag rijden totaal uitgeput was en dat vaak moest opvangen met extra bedrust.


Na die zomer hebben we nog één keer een bezoek gebracht aan Harkstede. Donald was zichtbaar achteruit gegaan, maar nog steeds enthousiast in de weer met allerlei boeken en archiefwerk. Wij hebben die middag als vanouds nog heerlijk gepraat over stoomtram, Westfriesland, bussen en alles waarvan hij zo oeverloos vertellen kon. Dat was het laatste bezoek. Vele telefoongesprekken over en weer volgden, waarin we door Mieneke op de hoogte werden gehouden hoe het met Donald ging. Totdat eind 2004 het droevige bericht ons bereikte dat hij de strijd tegen de kanker heeft moeten opgeven. De avond voor de begrafenis zijn wij nog heen en weer naar Groningen gereden om afscheid te nemen van Donald. Dat was een afscheid van een markante persoonlijkheid en goede vriend.