Op deze blog schrijf ik allerlei stukjes uit mijn jeugd, gezin en andere zaken, die mij op dat moment bezig hielden.
Op mijn tweede blog heb ik mijn creativiteit los gelaten. Was het eerst borduren en breien, nu is het bijna alleen nog maar haken wat me heerlijk van de straat houdt.
Avalon`s creablog: http://avalon022.blogspot.com/

Vanaf 2005 hou ik een digidagboek bij. Ik heb hierin over vanalles geschreven. Soms schrijf ik drie stukjes in een week en soms duurt het maanden voordat ik weer inspiratie krijg om iets op te schrijven. Dat kan dus vanalles zijn, heel persoonlijke dingen, wanneer ik niet lekker in mijn vel zit, herinneringen uit mijn jeugd en de tijd dat we met onze kinderen als gezinnetje samenwoonden, vakantie- of dagtripverhaaltjes, maar ook gekke, droevige of gewoon dagelijkse dingen die ik om mij heen registreer en waarover ik het leuk vind iets te schrijven. Alle verhaaltjes staan sowieso in pdf formaat ergens prive op laptop of externe schijf, maar ik heb besloten om zo langzamerhand alle verhaaltjes alsnog te publiceren op deze blog. Veel leesplezier.

Ps-1. Al bladerend door de onderwerpen zie ik nu [1-8-2013] dat het een rommeltje is geworden met de lettertypes en grootte van letters. Hoe dat komt weet ik niet. Wel weet ik dat ik ze zo niet gepost heb. Nu [26-2-2021] is het nog steeds niet veel beter. Het is jammer, dat ik niet meer grip heb op de lay-out van de stukjes. Maar goed, ik heb me helaas te houden aan de beperkte mogelijkheden. Het zij het zo, maar een rommeltje blijft het.

Ps-2. De bovenstaande foto is door mij genomen in een goddelijk rustige omgeving in de buurt van Säffle [Midden Zweden] in juni 2012.

dinsdag 31 januari 2017

Professor H. Burgerschool

Een van de nadelen, die ik heb meegekregen van mijn moeders zwangerschap in de hongerwinter, is een pittige slechthorendheid. Jammer maar ach er valt goed mee te leven hoor. In mijn lagere schooltijd bleek het toch een probleem te zijn om de lessen goed te volgen en na een jaar "gewone" lagere school op de Prinses Julianaschool in de Farenheitstraat in Amsterdam, ging ik naar de Prof. H. Burgerschool een school voor slechthorende kinderen. Het nogal haveloze schoolgebouw was gelegen in de bocht van de Plantage Muidergracht en werd dus mijn lagere school van 1952 tot 1958. Twee gebouwen eigenlijk, die gescheiden werden door een lager liggende gymzaal, die als grens, tussen de twee panden lag. Dwars door die gymzaal heen kwam je het snelst in het tweede gebouw. Eerst twee treetjes af, de gymzaal oversteken en dan weer twee treetjes op. Het mocht niet zo oversteken, maar we deden het regelmatig, nadat we eerst goed gecontroleerd hadden of de erg strenge en een beetje mank lopende gymmeester niet aanwezig was. De latere jaren heb ik in de dependance gezeten, dat vond ik niet zo leuk, maar dat waren dus wel veel jaren van ongeoorloofde oversteekjes. Een tweede manier om illegaal in de dependance te komen was om vanuit het oude gebouw, als je binnenkwam rechtdoor weer naar buiten te lopen en dan via de fietsenstalling, langs de gracht naar de speelplaats van de dependance te gaan. Daar kon je dan door de achterdeur weer naar binnen. Normaal was natuurlijk, dat je gewoon door de voordeur van de dependance naar binnenging en bleef waar je was. Per slot van rekening had je in het hoofdgebouw normaliter niets te zoeken.

Door de bocht in de gracht, was er aan de zijkant van het oude gebouw een klein driehoekig speelplaatsje omgeven door een hoog ijzeren hekwerk. Van de straatkant gezien, wekt het nu in mijn herinnering veel associaties op aan de grote overbuurman Artis, waar deze soort hekken gemeengoed zijn. Toch heb ik nog iets goeds te melden over dat pleintje, want hier is de enige foto gemaakt, die ik heb van de school.


Als je via de hoofdingang naar binnen ging, kwam je in de hal waar je haaks op een lange gang stuitte. Ging je die lange gang links in zag je eerst weer links een gigantisch terrarium. Aan het eind van die gang bevond zich het driehoekige speelplaatsje en vlak voordat je naar buiten ging was links de kamer van het hoofd van de school. Ging je rechtsaf die gang in dan had je aan het eind dus die befaamde gymzaal van de oversteekjes. Verder waren er nog de leslokalen, die op de bovenste verdiepingen waren.

Van mijn eerste jaren weet ik niet zoveel meer. Alleen herinner ik mij dat we, en dat was heel modern voor die tijd, in een "U-vorm" aan tafeltjes zaten. Voor de tafels langs, was een ringleiding door de klas. Aan de open kant van de "U" stond de tafel van de meester - Mijnheer Oordijk - en binnenin het vierkant stonden drie kleine rond gevormde bankjes die ook in "U"-vorm gericht waren op de tafel van de meester. We begonnen de dag altijd zittende op die kleine bankjes. We vertelden elkaar van alles en nog wat en leerden er liplezen. De meester sprak dan zonder geluid te maken en je moest dus alleen aan de beweging van zijn lippen kunnen zien wat hij zei. Wij tetterden onze antwoorden keihard door de ruimte. Maar er werd iedere dag op die bankjes wel onbewust druk geoefend. Tegenwoordig heet het trouwens geen liplezen meer maar spraakafzien. Waarom is mij een raadsel, want het woord liplezen dekte de lading uitstekend.

Ik maakte er net als op elke lagere school sommen, leerde lezen, schrijven en taal, maar daarmee hield de vergelijking met een gewone lagere school wel zo`n beetje op. Behalve het liplezen wat ik al eerder noemde werd ook veel aandacht besteed aan articulatie. Vooral van het liplezen heb ik veel profijt gehad. Ik gebruik het nog steeds onbewust en elke dag. De articulatie was voor mij minder belangrijk, maar bij de kinderen die minder hoorden dan ik was de uitspraak van de Nederlandse taal soms nog niet al te best. Verder liep elk kind met een groot hoorapparaat op zijn buik. Ik had alleen een oorstukje in mijn linkeroor, want dat was en is nog steeds het slechtste, en een kastje in de grootte en vorm van een spel kaarten om je nek. En daarmee was je nog aardig mobiel, behalve dan wanneer je jouw apparaat inplugde op de eerder vermelde ringleiding die op één of andere manier gekoppeld was met een microfoon bij de meester, want dan zat je vast. Kinderen die slechter hoorden dan ik hadden soms een soort koptelefoon op en nog een grotere kast. De mini-apparatuur van nu was nog niet uitgevonden, maar het werkte prima.

Wat ik al schreef, waren er op de 1e en 2e verdieping klaslokalen en zetelde helemaal bovenin het gebouw, op de 3e verdieping de dokter. Als je binnenliep, kwam je in een grote zaal met een betegelde vloer en stonden er langs de kant allemaal stoelen. Liep je door dan was er links een deur naar de spreekkamer van de dokter. Het was een kno-arts en hij nam de medische verzorging van je oren en gehoor voor zijn rekening. Hij controleerde alles regelmatig en meestal kwam je na zo`n controle met een of andere rode smurrie in je oor de klas weer in. Wat dat was weet ik niet meer, maar het staat me nog duidelijk voor de geest. Ook daar werd het audiologisch onderzoek verricht en hoewel de apparatuur ongetwijfeld moderner is tegenwoordig, is het onderzoek met al zijn piepjes en andere toontjes nog niets veranderd. Verder had de schooltandarts daar ook zijn tijdelijke basis. Die zag ik ieder halfjaar met angst en beven tegemoet, want ik was, gezien mijn algehele vrij zwakke gezondheidstoestand, altijd de klos.

Het lesprogramma was ook verder uniek. Klassikaal lesgeven wat in die tijd gangbaar was werd niet gedaan. Ieder werkte in zijn eigen tempo en op zijn eigen niveau. Soms werd er wel in groepjes gewerkt en ook het hulp geven aan je buurvrouw of buurman werd erg aangemoedigd. De kinderen kwamen overal vandaan, van Zuid tot Jordaan en van ver buiten de stad. Ik heb zelf een tijdje naast een meisje gezeten uit Volendam. Ze was in klederdracht, in vol ornaat wel te verstaan met een stuk of vier onderrokken. Helaas rook ze niet al te fris. Geen wonder eigenlijk met al die rokken. Ze hoorde bijna niets en ik heb haar behoorlijk op weg geholpen, getuige de aantekeningen in mijn schoolrapporten.

Ook werd heel veel gedaan aan muziek en handarbeid. Ik heb eens een complete blokfluit gemaakt. We kregen een pijp bamboe van ongeveer 50 cm. lang en een diameter van ca. 3,5 cm en moesten in die pijp op de aangewezen plekken zeven gaatjes vijlen. Zes op [later] de bovenkant en eentje aan de onderkant. Nou dat was een klus. We vijlden ons een slag in de rondte, want dat bamboe was hard en de vijltjes klein. Zo klein, dat ik sinds die tijd heel goed wist wat een rattenstaartje was. De leraar, Dhr. Tuin, gaf ons instrukties en na een paar weken ijverig zweten waren de gaatjes klaar. Waarschijnlijk hebben we met het verder afmaken van de fluit nogal wat hulp gehad, want ik herinner me, behalve het oeverloos vijlen en later het schilderen weinig van de verdere werkzaamheden. Die bestonden uit het afschuinen van de bamboepijp, het maken van een vierkante gat voor het geluid en het bijsnijden en als afsluiting plaatsen van de kurk in het mondstuk. Maar het schilderen en lakken was aan ons. We fantaseerden er op los en de mooiste ontwerpen kwamen op de fluit. De mijne sprong er beslist niet uit, want mijn versierkunde kwam niet verder dan het maken van wat gekleurde banden, rond het bamboe en wat stippen daartussen. Afsluitend kreeg de fluit nog een paar lagen lak en was toen klaar voor gebruik. Heel spannend was het moment dat we voor het eerst hoorden hoe het geluid van de blokfluit was geworden. En het moet gezegd, dat viel niet tegen.

Al schrijvende, realiseer ik me pas goed hoe knap het ontwerp was en hoe slim hoe het eigenlijk was om slechthorende kinderen op deze manier met muziek in aanraking te brengen. Ik had er lol in en kon heel snel een serie simpele wijsjes spelen. Ook leerden we het notenschrift, iets waar ik ook later veel profijt van heb gehad, zodat ik, in een klein boekje, de gespeelde liedjes kon opschrijven. Vader Jacob, Varia, Abide with me, Home sweet home, ik herinner me ze nog. Een tweede handenarbeid project waren poppetjes uit pijpenragers met houten bolletjes als hoofdjes. Ze deden allerlei gymnastische toeren en ze stonden met elkaar in een glazen kist. Dat werkstuk werd zo gewaardeerd dat het een tijd heeft staan pronken in de kamer van het hoofd van de school. Ook aan gymnastiek werd erg veel aandacht besteed. Hoewel je het nu niet zou zeggen was ik in die tijd superlenig. Ik stond net zo gemakkelijk op mijn handen als op mijn benen. De achterliggende gedachte van die vele gymlessen was om juist bij deze kinderen te motoriek te bevorderen. Zij bewogen zich vaak houterig. Nou daar had ik geen last van hoor. Dit hoorde ik trouwens veel later pas van mijn moeder, want als kind heb je daar geen weet van.

Van klasgenoten en namen weet ik helaas bijna niets meer. Ook van de latere jaren niet. Een keer ben ik bij een vriendinnetje op verjaarsfeest geweest op de Koninginneweg. Het was een deftige bedoening en haar vader was arts. Een tweede vriendin bleef iets langer hangen. Plony Rijpkema, die ik zelfs in Abcoude, nadat ik getrouwd was nog wel eens ontmoette. Zij woonde in een heel oud pand in de Utrechtsedwarsstraat. Ik vond het een beetje eng dat huis, ik was bang dat het a la minuut zou instorten, zo oud was het, maar leuk was het wel. Onze meest populaire bezigheid was om knikkers van de ene kant van de kamer naar de andere te laten rollen. Je hoefde er niets voor te doen, zo scheef was het huis.

Wat ik nog wel weet zijn de voor die tijd bijzondere schoolkampen in 1955 op Rozenburg en in 1956 te Frederiksoord. Ik was er echter niet zo enthousiast over. Het was me een beetje te massaal. Grote eet- en slaapzalen en vooral de harde stromatrassen voel en ruik ik nog. Dat was iets waar ik absoluut niet aan gewend was. Op een foto sta ik met een lampion en wattenbaard samen o.a. Plony Rijpkema tijdens het kamp in De Beer te Rozenburg [Plony is de middelste en ik ben de 2e van rechts]. Aan deze plek denk ik trouwens wel met enige weemoed terug want dat schitterende natuurgebied is door de komst van de Europoort volkomen vernield.



Meerdere fotootjes heb ik uit Frederiksoord, waar we logeerden in de Hoeve Koning Willem Drie.


Maar er waren meer buitenschoolse activiteiten. Ook museumbezoeken stonden voor ons op het lesprogramma. We bezochten vijf keer het Rijks- en vijf keer het Stedelijkmuseum en ik ben er zeker van dat deze bezoeken het begin waren van mijn grote interesse in kunst.

Uit de latere jaren [klassennummers hadden we niet], is een ding eigenlijk goed blijven hangen. De geweldige biljart competities die we hadden in de groep van meneer Tuin. Hoe we aan het biljart in de klas zijn gekomen weet ik niet precies, maar volgens mij had hij het zelf, van een tafel, gemaakt en er ging geen pauze voorbij, waarin we niet fanatiek met de biljartkeu`s in de weer waren. Het resultaat was, voor mij, een eerste plaats in de jaarlijkse competitie. Dat was nog eens wat! Een meisje dat alle mannen de baas was in het spel.

Nog één ding ben ik vergeten. De reis van en naar school. Moet je voorstellen, ik moest eerst een kilometertje lopen over de Hugo de Vrieslaan, om bij de tramhalte van lijn 9 te komen, bij de Emmakerk op de Middenweg. Dan met de tram totaan de halte Plantage Badlaan. Wachtend op de tram terug naar huis zal ik nooit meer vergeten, dat ik daar stond, in gezelschap van twee stenen voorhistorische beesten, die vanuit de tuin van Artis spottend op mij neerkeken. Ik heb nog bewondering voor mijn ouders, die op een gegeven moment de moedige beslissing namen, mij dit alleen te laten ondernemen. Toegegeven, anno 2005 is het nog enger, maar voor hun was dit een reuzebesluit. Later hoorde ik wel, dat ze me nog de nodige keren, ongezien gevolgd hebben en dat lijkt me niet zo gek ook. Het ging zelfs zo goed dat ik na een tijdje nog een kleiner meisje uit Duivendrecht begeleidde. Één keer hebben we een tramongeluk meegemaakt. Een vrachtauto ritste de hele zijkant van de tram open en alle ruiten waren kapot. Blijkbaar heb ik toen, volgens mijn moeder, het meisje uit Duivendrecht heel adequaat gerustgesteld. Het dillemma van alleen laten gaan kwam nog een keer, enkele jaren later, toen ze me op de fiets naar school lieten gaan. Toch had het zo ver op school zitten een klein nadeel. Vriendinnen in de buurt had ik niet. De buurtkinderen kende ik nauwelijks, maar daar heb ik nooit zo mee gezeten. Ik kon mezelf goed vermaken. En school zelf was geweldig. Je hoeft bij mij nooit aan te komen met iets negatiefs over bijzonder of buitengewoon onderwijs. Daar heb ik teveel goede ervaringen mee. Want zeg nou zelf op welke lagere school anno 1956 ging je op museumbezoek en leerde je biljarten of een blokfluit maken en bespelen.

Na deze genoemde periode had ik de lagere school doorlopen en moest ik verder. Voortgezet onderwijs in deze vorm bestond nog niet. Enkele jaren later werd de MULO voor slechthorenden pas opgericht. Ik heb echter wel twee jaar hun avondschool doorlopen naast mijn vervolg opleiding. Hier werd ik geholpen met huiswerk en andere problemen die zich voordeden. Het ging eigenlijk allemaal prima. De basis was goed en de school gaf mij via deze avondschool nog twee jaar extra rugdekking. Ik heb vijf jaar MMS gedaan met een prima eindexamen; eigenlijk zonder noemenswaardige problemen, zij het dat het vijf jaar school was zittende op de eerste bank. Maar dat was dan ook het enige.

Ps. ergens in 2016 zat ik een beetje met Google Streetview te spelen en was daarbij allerlei oude plekjes aan het opzoeken. Ik kwam op de Plantage Badlaan in Amsterdam terecht en ontdekte, niet geheel verbaasd, dat het oude schoolgebouw helemaal was afgebroken. Op de streetviewfoto kan ik alleen uit de vorm van het grasveld afleiden, dat dit mijn “driehoekige” speelplaatsje moet zijn geweest, waar ik met mijn klasgenoten poseerde midden in de winter met een of andere sneeuwbeest. Op de plek van het gebouw zijn flats neergezet.






Geschreven: Opperdoes, 24 oktober 2005
Dagtekening: 1952-1958 [1961]