Op deze blog schrijf ik allerlei stukjes uit mijn jeugd, gezin en andere zaken, die mij op dat moment bezig hielden.
Op mijn tweede blog heb ik mijn creativiteit los gelaten. Was het eerst borduren en breien, nu is het bijna alleen nog maar haken wat me heerlijk van de straat houdt.
Avalon`s creablog: http://avalon022.blogspot.com/

Vanaf 2005 hou ik een digidagboek bij. Ik heb hierin over vanalles geschreven. Soms schrijf ik drie stukjes in een week en soms duurt het maanden voordat ik weer inspiratie krijg om iets op te schrijven. Dat kan dus vanalles zijn, heel persoonlijke dingen, wanneer ik niet lekker in mijn vel zit, herinneringen uit mijn jeugd en de tijd dat we met onze kinderen als gezinnetje samenwoonden, vakantie- of dagtripverhaaltjes, maar ook gekke, droevige of gewoon dagelijkse dingen die ik om mij heen registreer en waarover ik het leuk vind iets te schrijven. Alle verhaaltjes staan sowieso in pdf formaat ergens prive op laptop of externe schijf, maar ik heb besloten om zo langzamerhand alle verhaaltjes alsnog te publiceren op deze blog. Veel leesplezier.

Ps-1. Al bladerend door de onderwerpen zie ik nu [1-8-2013] dat het een rommeltje is geworden met de lettertypes en grootte van letters. Hoe dat komt weet ik niet. Wel weet ik dat ik ze zo niet gepost heb. Nu [26-2-2021] is het nog steeds niet veel beter. Het is jammer, dat ik niet meer grip heb op de lay-out van de stukjes. Maar goed, ik heb me helaas te houden aan de beperkte mogelijkheden. Het zij het zo, maar een rommeltje blijft het.

Ps-2. De bovenstaande foto is door mij genomen in een goddelijk rustige omgeving in de buurt van Säffle [Midden Zweden] in juni 2012.

dinsdag 3 maart 2020

Albanië


Terwijl ik één van de dames van de Buurtzorg vertelde dat ik soms deze stukjes schreef, kwam het gesprek via vakanties ineens op Albanie. Volgens mij begon Karel erover en ik bedacht toen ineens, hoe raar het was, dat ik nooit eerder op het idee gekomen was, daar iets over te schrijven, want het was beslist het meest bijzondere reisdoel, wat we ooit hadden gehad. Stel je voor! In 1968 wilde we met vakantie naar Tsjecho-Slowakije. Dat was niet zo`n goed idee, want de Praagse Lente was net neergeslagen en de spanning in de wereld en vooral in Oost-Europa, was daardoor op dat moment groot. Communisme alom. In Yugoslavie naar Russisch model en in Albanie was China het voorbeeld. In dat laatste land was de angst zo groot, dat zelfs een tv mast boven op een berg boven Dubrovnik voor een raketinstallatie werd aangezien. Dus met andere woorden; de vriendschap tussen Oost en West was ver te zoeken en wij weken uit naar Yugoslavië.

Wij zaten in Herzeg Novi [tegenwoordig in Montenegro], een kilometer of 50 ten zuiden van Dubrovnik. Annika, de reisleidster van onze NRV jongerenreis, had een mogelijkheid gezien voor een dagtrip naar Shkodra [Shkodër] in Albanie. Dat lieten we ons natuurlijk niet ontgaan. De enige manier om er te komen was boeken bij het [waarschijnlijk] staatsreisbureau Yugotours, om dan als groep, per bus, onder leiding van een gids, dat land bezoeken. Dat boeken had Annika gedaan en zo reisden wij in een gemeleerd groepje ongeregeld, waarin de Amerikaanse taal de boventoon voerde.


Met de bus, die ook wel betere dagen had gekend, gingen we op weg. De eerste hindernis was de pont die ons over de baai van Kotor bracht. Toen ik het bootje zag, leek de bus wel heel erg groot en uit veiligheidsoverwegingen moesten we allemaal uitstappen. Dat leek ons wel fijn. Minder gelukkig waren we met het feit, dat we wel op dezelfde boot het water zouden oversteken, en we hielden ons groot met de gerustellende gedachte, dat we in ieder geval, als het fout ging, vrij konden wegzwemmen en niet vast zouden zitten in de bus. Maar gelukkig ging het allemaal goed. We reden verder naar het zuiden. Langs Sveti Stefan, een klein eiland, wat in zijn totaliteit een hotel was. Ik maakte ook hier een historische foto, want in de oorlog van de jaren `90 is dit eiland totaal verwoest en zal, hoewel weer opgebouwd, vast niet meer hetzelfde zijn.



Via Budva, een heel oude nog ommuurde stad, waar we behalve die muur niets van konden zien, reden wij naar de grens. Voor de grens passeerden we nog een prehistorisch riviertje, waar onze gids heel lyrisch over deed, maar op mij niet veel indruk maakte. Waarom hij het vermelde, noch de naam is me helaas totaal ontschoten.


 We zagen de grens, in de vorm van een lange prikkeldraadversperring met om de zoveel kilometer een uitkijktoren, al van verre. Beelden zoals we die kennen van de grens naar de Oostbloklanden. Even later stonden we voor een groot houten hek, ook voorzien van prikkeldraad, met daarachter een groot bord, “Republika Popullore Shquiperise”, de oorspronkelijke naam van Albanië. We reden door het hek, wat geopend was, door een geuniformeerde grenswacht, en belandden in een soort niemandsland, want ruim 100 meter verderop zagen we weer zo`n hek. Een tweede grenswacht stapte in de bus en vroeg ons allemaal om onze paspoorten in te leveren. Niet zo fijn idee, maar ja, wat anders? Blijven wachten totdat de groep weer terug was, zodat je onverrichter zake kon terugkeren? Dat toch ook maar niet, dus deden we met lood in onze schoenen wat hij vroeg. Het tweede verzoek verbaasde ons nog meer. Kostbaarheden als sieraden en horloges mochten ook de grens niet over. We vermoedden dat het was, ter voorkoming, dat die “kostbare” spullen in Albanie zouden wordenachtergelaten, maar ook dat gaf ons geen fijn gevoel. Inleveren dus maar. Gelukkig mocht mijn fototoestel wel mee, want ik was bang, dat dit het volgende slachtoffer zou zijn van deze grensjongens. Hahaha, nu tikkend, moet ik wel even grinniken. Zie je het voor je. Anno 2020 in het digitale tijdperk, zou zoiets niet vol te houden zijn, want een mobieltje heeft tegenwoordig iedereen. Verder moesten we verplicht een bepaald bedrag [hoeveel weet ik niet meer] inwisselen voor Albanese munt, de lek.




Onze Jugoslavische gids, die ons totaan de grens vanalles had verteld, werd vervangen door een Albanese, die, ook in het engels, aan één stuk door zat te ratelen, over hoe geweldige het in Albanië allemaal wel was. Na een plaspauze, want dat kon zowaar ook nog in het niemandsland, reden we door en toen het tweede hek was gepasseerd kwamen we in een totaal andere wereld. Was Yugoslavie al niet rijk, dit was pure armoede. 
















Bijna geen auto`s en een wegdek was op de meeste plekken ook ver te zoeken. Veel foto`s heb ik uit de bus dus niet kunnen maken, want je werd er kompleet door enkaar geschud. We reden door een breed dal en op de heuvelrug in de verte stonden, in grote letters, leuzen gewijd aan de grote leider van Albanie, Enver Hoxa. Ik heb geprobeerd die tekst vast te leggen, maar het is heel erg zoeken op de foto.



We reden Shkodra binnen en sloegen, bijna meteen, een zijstraat in. Daar passeerden we een hek, wat achter ons gesloten werd en kwamen voor de lunch aan, bij een groot, en voor dat land en die tijd, luxe hotel. Geen sight-seeing door de stad helaas en dus ook geen indruk van de rest van het stadje. Na de lunch werden we naar een museum gebracht, gewijd aan diezelfde leider Hoxa, die daar in alle toonaarden werd geërd. In de tweede zaal zagen we onze kans schoon. We trokken ons terug van de groep en de gids en liepen rechtsomkeer het museum uit. We waren we vrij! Wat een opluchting, eindelijk konden we zelf even wat indrukken verzamelen. Het was een vreemde wereld. Luidsprekers op de straathoeken, geen auto`s, slechts een enkele fietser en wandelaar. Op de vierde foto komt zelfs een wals het beeld binnenrollen. Het hele straatbeeld was doorspekt met leuzen, leuzen en nog eens leuzen. Winkels heb ik niet gezien, dus het was lastig om na de uitgaven van lunch en het museum, het resterende geldbedrag uit te geven. Wel er was een groot gebouw met etalages, maar daarin stonden slechts een heleboel foto`s van mensen. Helden van de natie? Geen idee, maar ik dacht het wel. Pogingen om een gesprek aan te knopen met mensen op straat lukte bijna niet. Taalbarriere was natuurlijk een punt, maar ook kregen we het idee, dat de mensen niet durfden.






Na de rest van ons geld in bij een straatverkoper in druiven te hebben omgezet, reden aan het eind van de middag, na een korte stop, waarbij we even konden zien hoe het kasteel van Shkodra, zich op een hoge berg bevond, terug naar de grens. En eerlijk is eerlijk, daar werd alles wat we hadden moeten inleveren, keurig netjes teruggeven. Van de verdere terugreis herinner ik me echter niets meer.

Het was een bijzondere dag. Zo apart, bedenk ik me nu, dat er nu, na ruim 50 jaar, nog zoveel is blijven hangen. Ook de weinige foto`s helpen natuurlijk daarbij, hoewel ik daarbij wil opmerken, dat het niet de gemakkelijkste omgeving was om te fotograferen, met daarbij het gevaar, in je onwetendheid, een foto te maken van iets wat helemaal niet “mag”, Aan de grens, uniformen, oostblok, armoede, en ga zo maar door. Allemaal onderwerpen, die ik tegenkwam, waardoor een fototoestel uit je handen kan worden geslagen of je een verzoek kan verwachten, het filmpje uit de camera te halen. Met andere woorden, fotograferen met vlinders in je buik.

Dat was ons Albanië anno 1968, een bijzondere trip, die weinigen zo zullen hebben meegemaakt.