Genealogie, ontdekte ik, is een gigantische duik in mijn eigen verleden, en nu ik wat bezig ben geweest met het uitzoeken, wie zoal mijn voorouders zijn, laat het me niet meer los. Ik wilde het eerst niet geloven, maar heus het is echt heel verslavend. Niet alleen kom ik er achter, wie mijn voorouders zijn, maar er komen steeds meer antwoorden op mijn vraag, wie toch al die vage ooms en tantes waren, die in mijn jeugd aan me werden voorgesteld. Zeg maar tante of oom, puntje, puntje, puntje, werd er tegen mij gezegd, als onze ouders, mijn broer en mij, weer eens meenamen, voor een bezoek bij mensen die ons volkomen vreemd waren.
Een leuke bijkomstigheid van al dat gezoek is ook, dat er bij mij steeds meer herinneringen uit mijn jeugd komen bovendrijven. Gelukkig wordt er bij Genealogie-online en de Open Archieven, als het bekend is, meer genoemd dat alleen de geboorte- en/of sterfdatum, zodat ik een beetje inzicht krijg van het wel en wee van al die mensen. In dit geval is mijn ietwat hogere leeftijd een geluk. Beide instanties gaan, om privacy redenen, op de sites niet veel verder naar de tegenwoordige tijd, dan hooguit de jaren 50 van de vorige eeuw. Niet erg voor mij, want zo sluit hun data en mijn herinneringen aardig op elkaar aan.
Wat mij al snel opviel waren de grote gezinnen en de kindersterfte daarin. Mijn oma was er eentje van de zeven en mijn opa vertelde altijd trots dat ze met z`n veertienen thuis waren. Helaas stierven er nogal wat bij geboorte of heel jong. Zo triest te zien dat er meldingen zijn van o.a.: doodgeboren, 1 dag geleefd, 3 maanden, 1 jaar, wat een pijn en verdriet moet dat hebben gegeven. En dat gebeurde dan niet één keer in een gezin, nee, twee of drie keer was geen uitzondering. Bizar vond ik het, dat ze de namen van jonggestorven kinderen weer herhaalden, soms tot drie keer aan toe. Zo was het ook in het gezin van mijn opa. Drie waren er al heel jong overleden, dus waren in dat gezin wel 17 kinderen geboren.
Ik begon te zoeken aan de "VandenBerghenkant". Hoewel ik dacht dat het “met de “h”op het eind wat gemakkelijker zoeken zou zijn, viel dat vies tegen. In de doopboeken namen ze het niet zo nauw, dus moest je er altijd weer op vertrouwen of de letter vermeld werd of niet. Zelf waren die mensen niet bij machte, het te controleren, want die konden vaak ook niet lezen en/of schrijven, dus ging het nog wel eens mis. Mijn vaders voornaam was Otto Jordaan. Ook niet zo`n alledaagse naam, waar ik van dacht, dat gaat wel lukken. Nou niet bij de familie van den Bergh. De naam Jordaan, kwam er in het begin van de 18e eeuw bij en sindsdien wandelde er in elk gezin wel een Otto Jordaan rond en heb je eigenlijk alleen houvast aan de geboortedatum om zo`n persoon te plaatsen. In mijn stamreeks staan er drie generaties achter elkaar met een Otto Jordaan als de vader vermeld. Daar de “vage” ooms en tantes, meestal kwamen van broers en zussen van mijn opa en oma [meisjesnaam Termeer] ben ik daar begonnen.
Toen mijn broer en ik om en nabij de tien jaar waren, kwam er, als onze ouders op vakantie waren, een Tante Dirkje oppassen. Het was een best mens, waarvan ik de indruk kreeg, dat ze net zo verlegen was met de situatie, als wij, maar goed,we hadden geen keus. Onze ouders gingen weg en wij moesten gewoon naar school en hadden tante Dirkje als onze oppas. In mijn stukje “ouders op vakantie” heb ik het nog over een surrogaat tante waarvan ik totop heden niet weet hoe die in de familie paste.” Ik gaf dus ook een gilletje, toen ik haar ontdekte, als zijnde de vrouw van [verrassend!] een Otto Jordaan van den Bergh, de zoon, van een broer van mijn opa. Het klinkt ingewikkeld, maar zo was het precies.. Haar meisjesnaam was ook van den Berg, maar zonder “h” en haar achternaam voluit zal dus Van den Bergh-van den Berg zijn geweest.Mijn vader was een enorme familieman, die probeerde de familiebanden stevig te behouden. Lastig natuurlijk met die vele neven en nichten, maar mijn vader zou mijn vader niet geweest zijn, als hem dat niet was gelukt. Vooral in de kersentijd werd de Betuwe druk bezocht. Allereerst bij Anton de Weijer, die trouwde met een zuster van mijn oma, Jantje Berdina Termeer. Ik noem haar naam voluit, want ik heb geen idee hoe ik haar heb genoemd. Oom Anton weet ik nog wel, en ook dat we ze regelmatig bezochten. Zij woonden op een grote boerderij in Kapel Avezaath, waar ik nogal van onder de indruk was. Hier leerde ik wat een “deel” was. Ik hoor het nog; “Ga maar naar de deel”, werd er gezegd, zodat de ouders even van ons [kinderen] waren verlost. En het moet gezegd, die grote ruime stal met allemaal stro op de vloer was een prachtplek voor kinderen, hoewel ik met die drie jongens [David, Dirk Jan en mijn broer Hans] niet altijd wist wat ik er moest gaan doen. Of er ook dieren waren herinner ik me helaas niet meer.
De indeling van de boerderij was als volgt. Aan de voorkant een voordeur, die zelden werd gebruikt, de gang en de woon[op]kamer, waar de ouders verbleven als wij naar de deel waren gestuurd. Daar achter was een ruimte [woonkeuken?] waar tegen de achtermuur een kleine granieten aanrecht stond. In die aanrecht zat een grote vierkante spoelbak, met in de hoek ervan, een grote groene waterpomp [zo eentje met een grote zwengel], die zelfs toen al ouderwets was. Ik vond het reuze interessant en wilde hem natuurlijk heel vaak uitproberen. Ook kwam je in deze ruimte het huis binnen via de altijd gebruikte achter/zijdeur. Daarachter was de dus deel en het land, waarvan ik me alleen de moestuin nog kan herinneren. Op de deel was nog een bijzonder fenomeen. De "toilet"-ton met zijn houten deksel bezorgde mij een beetje de bibbers en ik hoopte dat ik er maar zo min mogelijk gebruik van hoefde te maken. Al met al, is het een mooi beeld uit mijn verleden, waarbij ik moet zeggen, dat die prachtige groene waterpomp, volgens mij, toch echt de schuldige is, dat het zo goed in mijn geheugen is blijven hangen.
Na een wat stevigere zoektocht vond ik weer een “Oom” van mij. Ook bij dat echtpaar kwamen wij vaak op bezoek. Oom Aart was getrouwd met een zuster van mijn oma, die Cornelia Maaike heette. Ik probeer te bedenken welke naam de “tante”. had, maar er ging me in eerste instatie geen belletje rinkelen. Oom Aart en tante ??. Cor misschien? . Oef, ja, dat zou best eens kunnen en na nog eens goed denken, begint er langzaam iets te dagen. Ja, ik denk dat het tante Cor was. Zij hadden twee getrouwde zonen die iets jonger waren dan mijn vader. Ik herinner me een Christiaan en een Dirk Jan. Even later vind ik de namen terug in een registers van de BS. tegelijk met hun geboortedata. Christiaan had een bloemenwinkel in de winkelstraat in Tiel en een vrouw die Annie heette. Zij zijn later naar Maastricht verhuisd en van Dirk Jan weet ik verder helaas niets meer. Gek trouwens, dat ik alle mannennamen nog zo goed weet, terwijl bijna alle vrouwennamen zijn verdwenen.
Een volgende oom en tante woonden toen ik ze leerde kennen in Overveen. Klaas Moerman trouwde met een zuster van mijn opa, Maria van den Bergh, en deze mensen heb ik eigenlijk het beste gekend. Ze waren voor mij Oom Klaas en Tante Marie. Zij woonden in de Recifelaan in Overveen en bij hen was mijn vader begin 50er jaren in de kost. Hij was in die tijd al overgeplaatst naar het G.A.B. in Amsterdam, maar kon, op het hoogtepunt van de woningnood, niet zo snel een huis vinden. Wij [zijn gezin] woonde nog in Slikkerveer en dat was voor hem uiteraard te ver om iedere dag heen en weer te reizen. Hoelang deze situatie geduurd heeft, weet ik niet precies, maar in 1953 gingen wij wonen in de Dulongstraat in Amsterdam. In 1952 hebben mijn ouders van de nood een deugd gemaakt en hebben wij daar een heerlijk vakantie doorgebracht met vele bezoekjes aan het strand in Bloemendaal.
Degenen die eigenlijk niet in dit rijtje thuishoort is Cor Reus en zijn vrouw. Dat was geen kwestie van een vage oom en tante, want die heb ik pas leren kennen in 1971. Ik was toen ik al lang en breed getrouwd en je kan dus ook niet spreken over een jeugdherinnering. Hij trouwde met een zuster van mijn oma, Aaltje Termeer. Zij hebben na hun huwelijk kort in Grootebroek gewoond en zijn daarna naar Grand Rapids [USA] geëmigreerd. Voor een gecombineerd feest op 18 augustus 1971, vanwege het 50-jarig huwelijksfeest van mijn opa en oma en de 72ste verjaardag van mijn oma, zijn zij [ik denk: voor het eerst] weer teruggekeerd naar Nederland. Daar wij [Karel en ik] net in Bovenkarspel waren gaan wonen, hebben zij ons bezocht en daarbij hun vertrouwde Westfriesland weergezien. Uiteraard riep dat bij hen heel veel herinneringen op en verbazing alom hoe het het allemaal veranderd en volgebouwd was. Het was een bijzondere ontmoeting. Toen ik na nog wat nazoeken erachter kwam dat zowel mijn opa [wat ik al wist], maar ook Cor Reus in hun jonge jaren bij “het spoor” hebben gewerkt, was het voor mij zonneklaar, hoe een meisje uit de Betuwe, ineens trouwt met een jongen uit Blokker.
Foto`s:
1. 1971-Van links naar rechts: Cor Reus, Aaltje Reus, Marie Moerman, Opa, Oma en Klaas Moerman
2. 1958-Met tantje Dirkje ouders uitzwaaien
3. 1957-Met David, Dirk Jan, broer Hans en vader Anton de Weijer tussen de kersenbomen
4. 1952-Bij oom Klaas en tante Marie in Overveen
5. 1947-op de arm van Opa.
En in 1943, aan het begin van het stukje: Opa en Oma Bergh