Vanaf 2005 schrijf ik korte stukjes in dit digitale dagboek. Dat kunnen er drie per week zijn, maar soms ook, schrijf ik maanden niet. Waarover ik schrijf, dat kan vanalles zijn. Heel persoonlijke dingen, wanneer ik niet lekker in mijn vel zit, herinneringen uit mijn jeugd en de tijd dat we met onze kinderen als gezinnetje samenwoonden, vakantie- of dagtripverhaaltjes, maar ook gekke, droevige of gewoon dagelijkse dingen die ik om mij heen registreer en waarover ik het leuk vind iets te schrijven. Op de foto hierboven sta ik, in de zomer van 1987 in de tuin van één van de grote herenhuizen in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Daar stond een grote "spiegelbol", waarmee ik mezelf op de gevoelige plaat zette. Een selfie dus van ruim 35 jaar oud en ook van ver voordat dat het woord "selfie" werd uitgevonden. Erg scherp is de foto helaas niet, maar ja, wat kan verwachten van zo`n oude foto, die al heel wat heeft meegemaakt vanaf een opname op een 35 mm fotorolletje tot een computerbestandje in het digitale tijdperk. Toch vind ik hem nog steeds de moeite waard om hem eens in het zonnetje te zetten.

donderdag 19 mei 2011

Overvaren

Met de vakantie voor de deur wil ik eigenlijk toch nog een blogje maken. Al kijkende in mijn ideeënmap kwam ik een wel heel toepasselijk onderwerp tegen. In het verleden heb ik wat foto`s bij elkaar verzameld met het onderwerp "Wat doe je zoal op de ferry?".

We zullen er deze keer helaas ook weer de nodige tegenkomen, want hoewel we niet de Noordzee over gaan is Noorwegen beslist niet watervrij en omrijden is geen optie, omdat er geen wegen zijn die dat mogelijk maken. Gelukkig zullen de overtochten in Noorwegen zelf niet zo lang duren, maar de ferry naar Kristansand komt aardig in de richting van onze ervaringen bij de Noordzee overtochten. Waarom ik er dit jaar weer ingetrapt ben om op boten te gaan zitten, is me een raadsel. Alle goede praatjes, dat varen zo relaxed is, ten spijt, haat ik die dingen. Ze varen me veel te langzaam, je ziet niets, dan alleen water en ik moet al helemaal niet denken aan al dat die natte zooi onder mij. Huh, bah, koud en erg nat.

Maar okee, even mijn mening over boten terzijde, ik begon met de vraag: "Wat doe zoals op de boot?"




Hieronder een paar suggesties, die uit ervaring zijn ontstaan:

Lezen of puzzelen... een fijne bezigheid, maar niet echt sociaal als je met meerderen bent.
Eten...... dat is erg leuk, maar geen urenvullende bezigheid. Ook is het niet zo geslaagd om dat te doen bij een hevig schommelende boot, want dan zie je om je heen steeds meer mensen vertrekken.
Drinken ... een goede bezigheid, maar wel een kostbare met al die lekkere mixdranken, zoals de "drivers dream".
Naar de show kijken.... heel erg leuk maar een grote aanslag op je gehoor.
Rondlopen, flaneren en mensjeskijken.... leuk als er geen windkracht 10 staat, want dan heb je al je aandacht nodig om op de been te blijven,
Tv schermen lezen..... dat hou je vijf minuten vol, want dan beginnen de beelden weer van voren af aan.
Buiten gaan kijken.... Alleen aan te bevelen als je de haven binnengaat, want anders zie je toch niets; er geen storm of regen is en je niet zo stom bent geweest om je jas in de auto te laten liggen.
In de hut gaan rondhangen.... en nogmaals proberen wat te lezen of te kletsen.
Winkelen.....iedere keer weer proberen iets origineels te vinden, in een winkel die altijd hetzelfde aanbod heeft en voor 80% is gevuld met drank en parfum.
Met je telefoon spelen..... iets van de laatste jaren, want eerst had je helemaal geen bereik op zee.
Maar met stip op nr. 1....Vervelen en melig doen.



Naar engeland "sliepen" we ook nog op de boot. Nou ja slapen, het staat hier niet voor niets tussen aanhalingstekens. Rustig in bed liggen is er meestal niet bij, want je slingert van de ene naar de andere kant. Als je geluk het dein je van hoofd tot voetenend, want als je zijdelings op en neer gaat heb je een gegoede kans naast je bed te belanden. Ook het gestamp van de motor is voor mij niet al te rustgevend en ik registreerde dan ook een beetje paniekerig alle veranderingen in het stationaire gebrom van de motor. Maar het moet gezegd, uiteindelijk zak je toch wel een beetje in slaap. Echter niet voor lang, want om half zes op zijn laatst wordt je er weer uitgehaald door een akelig vrolijke stem die luidkeels door de omroepinstallatie je in vier talen een goede morgen wenst.





              

En dan, als je dat allemaal overleefd hebt, en het interessant begint te worden omdat je de haven binnenvaart, dus er eindelijk iets te zien valt, moet je naar je auto. Dan sta je daar in het grote ruim, je ziet niets en kan alleen maar op het geluid af gissen wat er buiten allemaal gebeurt. Dat is echt balen. Het openen van het ruim komt als een opluchting, je ziet daglicht en voelt bijna weer vaste grond onder de autowielen. Hè, hè, het zit erop en in een grote rij, onder begeleiding van het personeel kan je de boot verlaten.

Geschreven: 19 mei 2011
Dagtekening: 1999-2010

donderdag 5 mei 2011

Beestenbende




GOUDVISSEN:

Toen ik als laatste voor dit stukje wat  foto`s ging zoeken, ontdekte ik dat ik door al die lopende en knuffelbare dieren, onze ontelbare goudvissen was vergeten. Veel valt er niet over te vertellen, want ze zijn nou niet bepaald de uitbundigste soort dieren, die je in huis kunt hebben. Ze maken geen lawaai, poepen nauwelijks en weglopen is nou ook niet bepaald een hobby van ze. Toch, ze leefden, moesten gevoerd worden, bewogen hun grote bekken open en dicht, zwommen rondjes in de kom, maar dreven ook op de meest overwachte momenten met hun buikjes omhoog aan de oppervlakte van het water. Het hoorde allemaal bij, want met kinderen, dieren in je huis hebben vind ik een must. Ik heb er tenminste nooit een probleem van gemaakt. Wel hebben we er veel lol van gehad, en zo en passant pikten de kinderen een grote dosis op van een belangrijke stuk van hun opvoeding in de vorm van verantwoordelijkheid en respect voor dieren.

EEN KAT:

Ik denk dat er maar weinig gezinnen in Nederland zijn, waarin de kinderen niet met dieren zijn opgegroeid. Bij ons was het niet anders. Ik herinner me hiervan leuke en droevige momenten. Vooral toen wij in Bovenkarspel woonden, waren er vele jaren wel dieren te vinden in huis. Maar mijn dierengala begon al in Abcoude. We hadden daar een zwarte kat, Mickey genaamd. Veel plezier van het beestje hebben we niet gehad en om eerlijk te zijn heb ik geen idee meer hoelang hij bij ons is geweest. In het begin ging alles prima. Zij gedroeg zich als een sociale kat die zo af te toe gelaten toestond dat je haar aaide. Dat duurde niet lang. Blijkbaar had zij het bij ons niet echt naar de zin en liep weg. Gewaarschuwd door mensen een paar huizen verderop, konden we haar de eerste keer weer ophalen, maar na een tweede keer weglopen, kwam ze meer dood dan levend bij ons terug. Ze lag met een zwaar bloedend achterlijfje in de schuur en we hadden het sterke vermoeden dat zij was aangereden. Het enige wat we konden doen, was haar rustig laten inslapen. Helaas ging dat niet zo simpel. De dierenarts wilde niet langskomen, en ik zag Karel niet met een grote doos en een stervende kat achter op de fiets door Abcoude rijden. De plaatselijke castreur was ons beter gezind en heeft haar uiteindelijk een spuitje gegeven.
   

 
EEN HAMSTER:

In Bovenkarspel was onze eerste gezinslid Pimmetje, de hamster. Kinderen eigen vonden ze het in het begin allemaal schitterend, maar ik herinner me eigenlijk maar één ding erg goed. De enorme bende die zo`n beestje veroorzaakte. Als de kinderen hem uit het kooitje tilde, vloog er altijd een complete wolk zaagsel mee en ik laat je raden wie de klos was om meestal de kooi schoon te maken. Eigenlijk vond ik hem een beetje zielig, want behalve de door ons in ruime mate toegestopte patat, die hij gretig verslond, had hij weinig om vrolijk over te zijn. Het kooitje blonk niet bepaald uit in levensruimte en als enige lichaamsbeweging kon het beestje rondrennen in zo`n draaiwiel, waarin hij volgens mij alleen maar stapelgek werd. Toch is er wat afgesjouwd met het dier, zoveel zelfs dat ik denk dat hij letterlijk is doodgeknuffeld. Hij werd plechtig begraven in de achtertuin.
   


CAVIA`S:

De opvolgers van Pimmetje waren twee cavia`s. Allereerst een spierwitte kortharige, Flipje genaamd en kort daarop een bruin gevlekte langharige [Sandra] met een verrassing. Die extra bleek een paar maanden later, toen zij bevallen was van een eng uitziend wurmpje dat een babycavia bleek te zijn. Het feest van de bevalling heb ik niet meegemaakt, omdat ik in het ziekenhuis lag vanwege een baarmoederoperatie, maar Rob had een schitterend geboortekaartje gemaakt. Helaas heeft Pascal het niet lang volgehouden. Zijn laatste rustplaats werd een plekje tussen het struikgewas in park aan het einde van de schuurgang, waar uiteindelijk ook de andere twee cavia`s hun laatste rustplaats hebben gekregen.

   

 
WATERSCHILDPADDEN:

Na het caviatijdperk kwamen de waterschildpadden. Dat heeft maar heel kort geduurd, zo kort zelfs dat ik er helemaal niets meer van kan terugvinden. Ze leefden in een grote groene ronde plastic schaal met een klein laagje water, die je niet in de zon moest zetten want anders werden ze letterlijk gekookt. Veel was er niet aan want er was maar weinig activiteit te zien in die bak. Om de schildpadden ook eens een wat frisse lucht te bezorgen hadden we in de zomer de bak een keer buiten in de tuin gezet. Dat was het eind. Schijnbaar kregen ze ineens de geest en zijn met z`n allen op een middag uit de bak ontsnapt. Hoe?, daar zijn we nooit achter gekomen, alleen hebben we in tuin later nog twee dode schildpadjes teruggevonden. De rest is tot op heden spoorloos verdwenen.
  

  
KONIJNEN:

Het eerste konijn in ons leven was Wokkel, die Ingrid voor haar verjaardag had gekregen. Het was een groot grijs dier en leefde in een door Karel zelf getimmerd hok van een oude witte kast. Van alle dieren die we gehad hebben, waren die konijnen eigenlijk het leukste. De dieren hebben een groot knuffelgehalte en als je iets in je handen wilde houden, dan heb je ook wat. Later kwam Suzanne op 30 april zomaar thuis met Pinda, een tweede konijn, van de vrijmarkt in de veiling. Ze was wel een beetje bang voor mijn reactie, vertelde ze me vele jaren later, maar blijkbaar heb ik het nogal stoïcijns opgenomen.
 

Het hok, later "Huize Pisa" gedoopt [Pi[nda] en Sa[ndra]], was groot genoeg, dus konden ze die witte villa gemakkelijk met z`n tweeën bewonen. De lol was kompleet. De hele zomer liepen ze los in de tuin, want alles was dicht en ze konden er met geen mogelijkheid uit. Eng was het wel een beetje, want Wokkel was een goede graver en ik bedenk haar ervan, dat ze stilletjes tot onder de schuurgang een lange gang met een holletje had gemaakt. Soms zagen we haar tijden niet. Voor een geboorte-explosie waren we niet bang want het waren twee vrouwtjes. Toch heeft dat later nog problemen opgeleverd. Na een tijdje begonnen ze, dames onwaardig, behoorlijk te vechten. Zo erg zelfs dat behalve kale plekken, Pinda er een kapotte neus aan heeft overgehouden. Uiteindelijk heeft Karel de konijnenvilla opgedeeld door middenin een schot te bevestigen, zodat ze niet meer bij elkaar konden komen. Rondvragen, want internet bestond nog niet, waarom ze zo vochten leverde ons de volgende informatie op. Volgens kenners waren de dieren sexueel gefrustreerd en om van het vechten af te komen moesten we ze een keertje laten dekken. Nou dat zagen we natuurlijk helemaal niet zitten, wat zouden we met al die konijnen moeten. We hebben het allemaal maar zo gelaten en geprobeerd ze zoveel mogelijk uit elkaar te houden. Toch ging het met Pinda bergafwaarts en uiteindelijk hebben we haar ook op onze zowat al "prive"-dierenbegraafplaats in het park ter ruste gelegd. Het werd er al aardig bevolkt. Wanneer en waarom we Wokkel zijn vrijheid gaven weet ik niet meer precies. Ook weet ik niet meer of Pinda toen al dood was of niet, maar haar verregaande agressiviteit zal een grote rol hebben gespeeld.
   

 De lol ging er een beetje af. Kooien schoonmaken werd een last en op het laatst werd er maar weinig meer naar het beest omgekeken. Dat werd mij te gortig en ik kreeg een idee. Aan de andere kant van Bovenkarspel was een schitterend bos aangelegd, en ik vond dat wel een goede plek om het beestje daar maar los te laten. En zo deden wij, op een avond, hebben we Wokkel op een donker bospaadje vrijgelaten. Humaan of gemeen, moeilijk te zeggen. Het dier had weinig kansen, want was helemaal niet gewend voor zichzelf te zorgen, maar aan de andere kant wilde we graag denken, dat ze uiteindelijk nog goede tijd in vrijheid met soortgenoten heeft kunnen leven.Tegenwoordig maken we er grappen over en waar we ook zijn zien we kindjes van haar. Niet alleen in het Streekbos, maar overal waar we een grijs konijn zien lopen, is onze eerste gedachte dat het wel eens een nakomeling van Wokkel zou kunnen zijn.

ZEBRAVINKJES:

Via Ingrid hoorde ik dat we ook nog zebravinkjes hebben gehad. Ze waren van haar en stonden ook bij haar op de kamer. Niet zo slim lijkt me achteraf, want behalve dat die vogels er een enorme bende van maken, zullen ze ook `s nachts bepaald niet stil geweest zijn. Op een dag waren ze ineens op onverklaarbare wijze allemaal verdwenen. Ingrid heeft dagen lopen denken hoe dat nou allemaal kon en ook heeft ze natuurlijk gezocht of ze de dieren nog terug kon vinden. Hoe het kon was gauw verklaard, de kooi bleek kapot en ze waren dus doodgewoon ontsnapt door het raam uit te vliegen, dachten wij. Niet dus! Een klein stukje van het raadsel werd maanden later geopenbaard toen zij tussen de verwarming en de gordijnen ineens een uitgedroogd lijkje van een zebravinkje vond. Het was gelukkig geen al te deprimerende ervaring, want evenals onze andere twee kinderen, heeft zij ook nu nog meest gekke en lieve dieren om zich heen.


[Met dank aan Karel en Ingrid en Suzanne voor hun herinneringen]

Geschreven: 5 mei 2011
Dagtekening: 1967-1985