Vanaf 2005 schrijf ik korte stukjes in dit digitale dagboek. Dat kunnen er drie per week zijn, maar soms ook, schrijf ik maanden niet. Waarover ik schrijf, dat kan vanalles zijn. Heel persoonlijke dingen, wanneer ik niet lekker in mijn vel zit, herinneringen uit mijn jeugd en de tijd dat we met onze kinderen als gezinnetje samenwoonden, vakantie- of dagtripverhaaltjes, maar ook gekke, droevige of gewoon dagelijkse dingen die ik om mij heen registreer en waarover ik het leuk vind iets te schrijven. Op de foto hierboven sta ik, in de zomer van 1987 in de tuin van één van de grote herenhuizen in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Daar stond een grote "spiegelbol", waarmee ik mezelf op de gevoelige plaat zette. Een selfie dus van ruim 35 jaar oud en ook van ver voordat dat het woord "selfie" werd uitgevonden. Erg scherp is de foto helaas niet, maar ja, wat kan verwachten van zo`n oude foto, die al heel wat heeft meegemaakt vanaf een opname op een 35 mm fotorolletje tot een computerbestandje in het digitale tijdperk. Toch vind ik hem nog steeds de moeite waard om hem eens in het zonnetje te zetten.

dinsdag 30 oktober 2018

Nederland anno 1900









Een paar dagen geleden kwam ik boven, tussen mijn boeken, een klein oud atlasje van Nederland tegen. Het boekje, iets groter dan A5 formaat, ziet er niet uit, wat bewijst dat het een lang en ruig leven achter de rug heeft. Toch heb ik het als één van de weinig boeken uit de spullen van mijn moeder gehaald, toen zij overleden was. De staat van het boekje, maakte het bijna onmogelijk om het een beetje netjes in te scannen, want als ik het nog platter op de scanner had gelegd, was het helemaal uit elkaar gevallen. Toch ben ik beslist niet ontevreden. De beelden staan soms wat scheef, maar zijn gelukkig heel duidelijk te lezen en daar deed ik het voor.


Kenmerkend voor die tijd, wordt er in het boekje geen uitgiftedatum genoemd, en zoekende naar een aanknopingspunt sloeg ik het open bij Noord Holland. Tot mijn stomme verbazing zag ik dat de Wieringermeer en de afsluitdijk er nog niet op stonden, zodat ik mijn schatting van vlak “voor de 2e wereldoorlog” wel een jaartje of 40 kon terugbrengen.

Ik keek onder op het kaartje en zag de “Verklaring”, of zo als dat tegenwoordig heet, “Legenda”. Het eerste wat mij opviel is dat de “Spoorwegen” prominent aanwezig zijn door helemaal bovenaan de lijst te staan. “Hoofdwegen, [zeer goed] berijdbaar voor automobielen” zijn er al wel en nog mooier voor ons stoomtramenthousiasten “Tramwegen” of “tramwegen in aanleg”. Jeetje, bedacht ik, zo kom ik terug in de 19e eeuw. Ook “Klinker”-, “Grint”- en “Macadamwegen” zijn termen die we, net als de voorgenoemde namen, op Google Maps niet meer tegenkomen. Het laatste item op die lijst, maakt me een beetje nieuwsgierig. Waar zou in hemelsnaam voor zijn gewaarschuwd? Geen idee en nu gaan zoeken op de plek waar die borden staan, zal ook wel geen antwoord opleveren.

Al verder bladerend op zoek naar een datum, belandde ik op het introduktieblad. Duhuh, suffie, met deze pagina had ik natuurlijk moeten beginnen en ik las, Uitgeverij Ten Brink, Arnhem, Anno 1848. Ha, niet slecht Nog wel geen exacte datum van de uitgifte, maar oud genoeg, om te vermoeden, dat het boekje ook nog door mijn grootouders zou kunnen zijn gebruikt. Welke weet ik niet helaas, want dat kan natuurlijk zowel van mijn vaders of mijn moeders kant kunnen zijn. Hoe het in de familie terecht gekomen is, daar heb ik ook geen idee van; het was er gewoon en stond tussen de boeken van mijn ouders in de boekenkast. Toch, ook als kind al had het boekje voor mij een onbegrijpelijke aantrekkingskracht en, zo jong als ik was, las ik het van voor naar achter en terug.

Dat het atlasje een speciale plaats in mijn leven in nam, bleek ook toen mijn vader eens, een enorm lange fietstocht maakte van Dordrecht naar Amsterdam. Die rit zal ongeveer plaats hebben gevonden, vlak voordat we begin 1952, naar Amsterdam verhuisden en ik was toen een jaar of zeven oud. Ik zat achterop de fiets, met het boekje in mijn hand, de plaatsen op te zoeken, waar wij doorheen kwamen. Dat, en het feit, dat de rit wel heel erg lang duurde, voordat we in Amsterdam aankwamen, zijn echter wel de enige herinneringen aan die heroische rit heb overgehouden.


Wat verder opvalt is, dat vele plaatsen, vooral in het zuiden van het land, met potlood zijn onderstreept. Ik herinner me vaag dat mijn moeder me eens heeft gezegd, dat mijn vader dit gedaan heeft, toen hij, in 1944/1945, de oprukkende geallieerde strijdkrachten heeft gevolgd door de reeds bevrijde plaatsen te onderstrepen. Wat het verschil is tussen de rode [op het eerste blad] en zwarte strepen [in de rest van de atlas] weet ik echter niet. Die vage herinnering van mij zou best eens kunnen kloppen want toen ik in 2011 de bruine kaft van het boekje afhaalde, viel er een oorlogskrantje van Trouw, bestaande uit één getypt velletje, met de datum 31 maart 1945 tussenuit.

Nu ik, anno 2018, nog eens door het boekje blader, realiseer ik me ineens, dat het toen ik achter op die fiets zat, ook al flink oud moet zijn geweest. De afsluitdijk en de Wieringermeer waren er toen allang en de dijk tussen Hoorn en Enkhuizen was toen ook al beslist geen grintpad meer. Toch is het heel interessant te zien hoe Nederland er toen uit zag en wat er bleef en reeds lang verdwenen is. Wat zou het niet leuk zijn, als we, zoals we dat nu doen, het Streetviewmannetje even konden droppen op de plaatsen die we willen zien. Niet in onze straat helaas, want dat was nog allemaal weiland, maar om het kereltje in het centrum van Enkhuizen te plaatsen zou vast mooie plaatjes opleveren. Of nog beter, hem even naast de waarschuwingsborden uit de “Verklaring” te zetten, dan was dat raadsel ook opgelost.







Al kijkend en lezend, droom ik van een vreemde en rustige wereld. Geen snelwegen, geen IJsselmeer en al helemaal geen 12e provincie die Flevoland heet. De boot onderhield de verbinding tussen oost en west en het was toen 7 uur varen van Amsterdam naar Zwolle, wat nu een eenvoudig ritje is van ruim een uur. Nog onthutsender vind ik de totale afwezigheid van Schiphol. Op die plek bevinden zich slechts twee kleine dorpjes met de namen Sloten en Osdorp.


Maar okee, het is tijd om weer wakker te worden. Al met al is het een boekje voor mij uit het verre verleden, met een link naar mijn ouders, wat ik ondanks zijn bedroevende uiterlijk, nooit heb kunnen wegdoen. Het is en blijft iets aparts en ik ben blij, dat ik het met de moderne techniek nog zover heb kunnen redden, dat ik het, al is het maar alleen voor mijzelf, er ook digitaal nog eens lekker mee kan spelen.



[Ps. heel jammer is het dat ik geen mooie lay-out kan maken hier, dan had het er heel wat netter uitgezien. De regelafstanden liggen heel erg dwars. Het lukt gewoon niet]


Geschreven: 30 oktober 2018
Dagtekening: 1952-heden

zaterdag 13 oktober 2018

De Westerdijk [N239]

We reden hem vaak, de Westerdijk. Hij begint bij Aartswoud en eindigt bij Medemblik. Eerst zonder, en later met rotonde kwamen we hem tegen als we Opperdoes in noordelijke richting uit reden. Dan sloegen we meestal linksaf of namen later driekwart rotonde, richting A7, vanwaar Nederland zo`n beetje voor ons open lag. Rechtsaf, reden we minder, want er zijn meer wegen die naar Medemblik leidden.

HVC

O, ja en dan kon ik natuurlijk ook nog rechtdoor, dwars door de dijk. Dan belandde ik bij de HVC, oftewel de huisvuilcentrale. Behalve een paar fikse branden in de hooibroeitijd merkten we er niet veel van en van stank hebben wij in al die jaren nauwelijks last gehad. Ik denk dat het in die bijna 20 jaar nog geen vijf keer is voorgekomen. Eigenlijk was het alleen maar heel gemakkelijk, dat bedrijf in de buurt, want alle overbodige troep was bij het inzamelstation zo geloosd. Een keer hadden ze ons overgeslagen met het ophalen van huisvuil en heb ik de [toen nog] zakken zelf daar afgeleverd. Ik stond helemaal versteld wat een enorm complex er achter die dijk lag en via allemaal slagbomen en controles reden wij tussen gigantische bergen afval naar de plek, waar ons was verteld ons afval te dumpen.

GLAD

Ergens in de winter begin 2010 belandden we na de afslag-oost van de A7, vlak na Hartog op een spekgladde weg. Het leek wel of ik op een ijzig dunne en gladde glasplaat reed. Een stuk of 6 zes auto`s stonden schots en scheef op de weg. Ik kon de auto in een hele lage versnelling rollend houden en laveerde heel voorzichtig en rustig sturend tussen de auto`s door. Mijn hart ging als een razende tekeer, want het was heel eng en het voelde raar. Ieder moment leek het of ik ook stil zou vallen en dan kon ik het wel vergeten om nog verder te komen. Zou het de adrenaline zijn geweest? Eenmaal de bocht door, zo`n 50 meter verderop, was het weer “gewoon” glad en kon ik, weliswaar nog steeds voorzichtig, doorrijden. Wat was dat een geniepig geintje van Moeder Natuur. Waarschijnlijk was het een combinatie van temperatuur en vooral de wind, die door de ligging van Hartog en het eindigen van de bebouwing van die grasdogerij, vrij spel kreeg en daardoor de weg in een doodenge ijsbaan veranderde.

SPIN

En dan die keer dat ik vanuit Alkmaar net de afslag Abbekerk was gepasseerd, dat ik een auto vlak voor mij wel een hele vreemde capriool zie maken. Het ging zo snel, dat ik er eigenlijk niet zeker van was, wat er nou precies gebeurde. Ineens stond er een auto met rokende uitlaat en de koplampen naar mij toe, in de linkerberm. Achteraf denk ik, dat de auto die voor me reed met zijn rechterwielen de berm heeft geraakt en daardoor een 180° slip maakte. Toen ik was gestopt, waren twee hevig geschrokken jonge vrouwen, die achterin zaten, intussen uitgestapt. Eentje stond een beetje te huilen en werd getroost door haar vriendin. De chauffeur, die waarschijnlijk in paniek een te grote stuurcorrectie had gemaakt, en zijn maat die naast hem zat, waren ook een beetje bibberig, maar kwamen er zo langzamerhand wel achter dat dit veel erger had kunnen aflopen. Gelukkig hadden dus mijn hulp niet nodig en na wat opbeurende woorden mijnerzijds, konden wij doorrijden. Alles was goed afgelopen. Iedereen was ongedeerd en de auto was nog heel.
   



ROTONDE

Ja, en dan die rotonde. Hij zat al jaren in de planning en ik keek er eigenlijk ook wel naar uit. Het was een nare kruising, en zelfs ik, die helemaal geen rotondeliefhebber ben, was het er helemaal mee eens dat hij daar zou komen.


In 2015 lag hij er dan eindelijk. De verkeersbordenmakers waren die dag waarschijnlijk niet helemaal bij de les en door hun werk haalde hij meteen de krant. Niet vanwege het feit dat hij er eindelijk lag, maar als het aan hen had gelegen hadden we de cirkel op z`n engels moeten ronden.


IGNIS

Deze herinnering ontstond op een avond, toen ik de Ignis, ons “maandagmorgenmodel”, om een uurtje of zes stilviel op de afrit-oostzijde naar huis. Verdorie, dat was de tweede keer al met die auto. We waren al laat en ik wilde zo spoedig mogelijk naar huis, omdat voor Karel zijn etenstijd een beetje begon te dringen. De auto kreeg na Hoorn al kuren en ik kon niet harder rijden dan 60 km per uur. Niet echt prettig op de snelweg. Ik schakelde alles uit wat niet absoluut nodig was om te rijden en hoopte ons huis nog te halen, maar helaas, op het eind van de afrit was het einde verhaal. Jammer, maar toch eigenlijk wel blij, dat ik van de snelweg af was, wist ik, na de eerste keer, dat de auto het begaf, in ieder geval wat ik moest doen. Ik belde de garage en had het geluk, dat er zo vlak voor sluitingstijd nog iemand aanwezig was, die voor mij de berger kon bellen. Terwijl ik op vervoer wachtte, belde ik Jan, die gelukkig Karel kon ophalen, zodat die op tijd kon eten. Uiteindelijk moest ik met de berger [en auto] weer terug naar Hoorn, waar de auto in hun depot zou overnachten, om de volgende ochtend te worden opgehaald door de garagemensen.

Een rare gewaarwording hoor, zo rij ik rustig in de auto en even later zit ik hoog in een cabine van een vrachtwagen met achter mij, de auto in de takels. Het werd voor mij een laat avondmaal en nam toen de beslissing dat ik de langste tijd in deze auto had gereden. Ik was hem zat en vertrouwde hem niet meer.

BUS

En dan het mafste verhaal over de oprit/afslag bij de A7 aan de westkant. Tussen grofweg 2005 en 2015 kwam er tijdens het zomerseizoen een bus te rijden die [georganiseerd door de SHM] vanaf station Medemblik diverse toeristische trekpleisters bereikbaar maakte. Deze bus werd gerund door mensen van het Noordelijk Busmuseum uit [toen nog] Winschoten. De chauffeurs waren vrijwilligers, die meestal een weekje of zo, op één van de campings in de omgeving doorbrachten. Verschillende van deze mensen zijn goede vrienden van ons geworden, waarmee we lief, en helaas ook leed, hebben gedeeld.

Ook in het bewuste jaar van mijn verhaal, kwam de bus weer via de Afsluitdijk en de A7 naar Medemblik. Dit keer reden ze samen. Een van de chauffeurs, reed in zijn eigen auto voorop met een tweede man in de bus erachteraan. Alles ging goed tot bovenaan de afslag. Hoe het precies gebeurde, weet ik niet, want ik was er niet bij, maar de bus of liever gezegd diens chauffeur, remde te laat en knalde achterop de auto van zijn collega. Hoewel zijn auto niet echt nieuw te noemen was, was het een voortijdige genadeslag, en total loss moest hij worden weggesleept. De bus kwam er beter vanaf en had los van enkele krassen op het chassis slechts een kapotte buitenspiegel. De dag erna vroeg de onfortuinlijke automobilist mij, om mee te gaan, om bij de berger Rood zijn auto leeg te halen. Natuurlijk zei ik ja, want ik wist de weg [zie Ignis]. Met een ongelofelijke troep in mijn kofferbak kwamen we terug in Medemblik en hebben we deze spullen subiet in de bus gedumpt, waarmee het uiteindelijk wel weer in Winschoten zal zijn beland.

Zover de gebeurtenis op de afslag. Helemaal niet zo wereldschokkend en we hebben er dan ook behoorlijk om gelachen. Maar door één ding is dit gebeuren tot op de dag van vandaag nogal prominent in mijn geheugen blijven hangen. Hoe moet je je wel niet voelen, als de auto van je collega [en misschien wel vriend] aan gort rijdt in een bus die ook niet van jou is. Het lijkt me toch wel een genante situatie, waarin ik liever niet verzeild hoop te raken.
   

REGENBOOG

Dat een enkele foto soms meer zegt dan heel veel woorden, bewijst het bovenstaande plaatje. Ook de Westerdijk en wel bij Lambertsschaag in november 2012.

Voorlopig houd ik het hier even bij. Als er nog meer te melden valt over de N239 zal ik het hier uiteraard bij gaan vermelden.

Geschreven: 13 oktober 2018
Dagtekening: 1998-nu

zaterdag 6 oktober 2018

Alweer opruimen

Boven in de zolderkast staan nog een stuk of vijf bananendozen, die al anderhalf jaar staan te wachten op een stevige "na-verhuizing"-opruiming die geen haast heeft. Dat "geen haast hebben" is natuurlijk gevaarlijk, want voordat ik het weet is dat een klus, die helemaal op de lange baan wordt geschoven. Daar ik toch wel een beetje in de put zit door het koudere herfstweer en mijn koude voeten alweer prominent aanwezig zijn, heb ik mezelf maar eens bijeen geraapt en ben, als afleiding, in die dozen gedoken.

Drie dozen kan ik zonder meer laten staan, want daarin zitten alleen maar fotoboeken met allang ingescande foto`s. Eigenlijk kunnen ze weg, maar ja, dat is zoiets als je hele leven in de kliko gooien en dat is me toch een beetje teveel van het goede. De andere twee dozen zijn leuk. Daarin zit van alles aan boeken en andere papieren, waarmee ik in de afgelopen 40 jaar druk mee ben geweest en wat niet gedigitaliseerd is.

Dat werd die avond dus niet opruimen, maar lezen en zwijmelen in herinneringen. Zittend op de grond van de verwarmingsloze zolder vlogen de uren snel voorbij en waren de koude voeten snel vergeten. Een vleugje "Little Sod", de verzamelde werken van Rev. Awdry over Thomas the tank engine, mijn gedichtenboekjes van de flowerfairies die ik kocht in Londen, de miniboekjes met de complete werken van Beatrix Potter, die ik kocht in haar woonhuis in het Lake district, mijn russischtalige origamiboek, dat ik kreeg van Alexsey omdat mijn kerstmannetje erin staat, mijn twee eigen uitgegeven boekjes met origamimodellen en ga zo maar door. En dan al die mooie keltische museumboekjes, die riepen heel wat herinneringen op aan de mooie reizen die we maakten in Engeland, Wales, Schotland, Ierland en Scandinavie.

Toen ik na uren weer geland was in 2018, wist ik maar één ding. Dit gaat niet terug in die verhipte bananendoos. En op een enkel boekje na, blijft het meeste bij mij. Gelukkig vond ik nog een plaatsje in de enige Ikeastelling die we anderhalf jaar geleden hebben meegenomen, zodat ik, als ik op zolder kom, nog eens heerlijk tussen deze spullen kan duiken.
 

  

Geschreven: 6 oktober 2018
Dagtekening: begin oktober 2018