Even naar Lutjebroek

Ik rijdt vanaf de Stede Broecweg, rechts de Raadhuislaan op; passeer het tankstation en net als ik het bruggetje over rijd, zie ik zonder een enkele aanleiding, op de kruising, zo`n 20 meter voor me, een fietser op het asfalt vallen. Eerst had ik zoiets van "Hee, wat gebeurt daar?", maar even zo snel besef ik dat die persoon een flinke smak moet hebben gemaakt, en ik moet stoppen. De hele weg is leeg en ik ben de enige die zonodig hulp zou kunnen bieden. Intussen is de fietser weer opgekrabbeld en staat, wankelend op zijn benen, naast zijn fiets, die hij intussen ook al van het asfalt had geraapt. Met een bebloed gezicht staat hij tanden uit zijn mond te halen en ik vraag hoe het met hem gaat. Domme vraag natuurlijk, maar ja, wat moet je zo snel. Hij, een jonge man in een sporttenue, antwoordt iets onverstaanbaars en zijn lichaamstaal zegt me, dat ik even moet wachten, omdat hij, met zijn handen, bezig is, om losse tanden uit zijn mond te halen. Blijkbaar was hij dus vol op zijn gezicht gegaan. Overal zit bloed en ik duik in de auto om wat papieren zakdoekjes te pakken. Nadat ik zijn bril heb afgenomen, die gelukkig nog heel was en het bloed van zijn neus en gezicht heb geveegd, waag ik een tweede poging om met hem in contact te komen. Hij blijft echter doorlopend bezig met zijn handen in zijn mond en ik ben bang dat hij ieder moment om kan vallen, omdat hij zo wankel op zijn benen staat.

Zo gaat het nog een tijdje door en ik sta koortsachtig allerlei mogelijkheden te bedenken om hem te helpen. Naar huis brengen en zijn fiets aan een hek vastzetten was eigenlijk mijn enige optie, want om hem zo naar huis te laten fietsen was in mijn ogen onmogelijk. In de toestand waarin hij verkeerde, zou hij de rotonde niet eens halen zonder weer met het asfalt in aanraking te komen. Ik probeerde weer er achter te komen waar hij woonde en uiteindelijk zei hij "Lutjebroek". Hè, hè, dat begreep ik, maar waar dan? Hij was intussen wel een beetje bij zijn positieven gekomen, wankelde iets minder en begon koortsachtig op zijn telefoon te swipen. Toen liet hij mij het scherm zien. En ja hoor, ik zag Whatsapp in het Pools! Oei, dat bruine vermoeden had ik al. En, hoewel je niet mag generaliseren, dan ga je toch even denken. `s Middags half drie, en een sportkantine in de buurt en zo`n jongen in sporttenue? Hij stond waarschijnlijk niet alleen maar te shaken van die val. Hoewel ik rook niets, dus gaf ik hem de eer van de twijfel. Maar hoe dan ook, dat veranderde niets aan de situatie waarin hij verkeerde.

Intussen waren er nog een paar voetgangers bijgekomen en na nog een hoop vruchteloze pogingen, zowel in het Nederlands, als in het Engels, om enig contact met hem te krijgen, werd er unaniem besloten dat hij met de fiets aan zijn hand wel naar Lutjebroek kon lopen. Ik stapte in de auto en hij bedankte me heel vriendelijk. Daarna hoorde ik hem zeggen "maandag" en toen ja, of hij het zei, of dat ik het alleen maar dacht "tandarts" en reed weg. De bebloede tissues en papieren zakdoekjes, die bij mij op de vloer van de passagiersstoel lagen heb ik bij de deur van het St. Nic in de prullebak gegooid en daarmee was ik van het probleem verlost. Die Pool helaas niet, want hoewel hij doorlopend aan zijn tanden bleef voelen, had ik toch echt gezien dat hij zijn minstens zijn rechter bovenvoortand kwijt was, dus zal die val hem nog wel even bezig houden.

En mocht hij dit hier toevallig lezen [wat me wel heel onwaarschijnlijk lijkt] zou ik hem het volgende willen wensen: Powodzenia i szybkiego powrotu do zdrowia! [Oftewel: Sterkte en beterschap ermee]