Op deze blog schrijf ik allerlei stukjes uit mijn jeugd, gezin en andere zaken, die mij op dat moment bezig hielden.
Op mijn tweede blog heb ik mijn creativiteit los gelaten. Was het eerst borduren en breien, nu is het bijna alleen nog maar haken wat me heerlijk van de straat houdt.
Avalon`s creablog: http://avalon022.blogspot.com/

Vanaf 2005 hou ik een digidagboek bij. Ik heb hierin over vanalles geschreven. Soms schrijf ik drie stukjes in een week en soms duurt het maanden voordat ik weer inspiratie krijg om iets op te schrijven. Dat kan dus vanalles zijn, heel persoonlijke dingen, wanneer ik niet lekker in mijn vel zit, herinneringen uit mijn jeugd en de tijd dat we met onze kinderen als gezinnetje samenwoonden, vakantie- of dagtripverhaaltjes, maar ook gekke, droevige of gewoon dagelijkse dingen die ik om mij heen registreer en waarover ik het leuk vind iets te schrijven. Alle verhaaltjes staan sowieso in pdf formaat ergens prive op laptop of externe schijf, maar ik heb besloten om zo langzamerhand alle verhaaltjes alsnog te publiceren op deze blog. Veel leesplezier.

Ps-1. Al bladerend door de onderwerpen zie ik nu [1-8-2013] dat het een rommeltje is geworden met de lettertypes en grootte van letters. Hoe dat komt weet ik niet. Wel weet ik dat ik ze zo niet gepost heb. Nu [26-2-2021] is het nog steeds niet veel beter. Het is jammer, dat ik niet meer grip heb op de lay-out van de stukjes. Maar goed, ik heb me helaas te houden aan de beperkte mogelijkheden. Het zij het zo, maar een rommeltje blijft het.

Ps-2. De bovenstaande foto is door mij genomen in een goddelijk rustige omgeving in de buurt van Säffle [Midden Zweden] in juni 2012.

zondag 22 september 2013

Geraniums


Al zolang als wij in Opperdoes wonen is de spoortuin een zoodje. Dat is niet zo verwonderlijk want op het oog lijkt het nogal onduidelijk wie er verantwoordelijk is voor het onderhoud. Echter ons huurcontract is er duidelijk over. De tuin is niet bij de huur inbegrepen, dus is ga ik ervan uit dat wij er in principe niets aan hoeven doen. Een goeie zet van Jaap die ons hiermee beschermde voor een enorme taak. Dat wordt helaas onder de medewerkers van de Stoomtram anders opgevat. Logisch natuurlijk want zij weten niets van ons huurcontrakt en daarom gaat daar dus het verhaal dat wij er niets aan willen doen. Dat is niet helemaal onwaar, want vooral de eerste aanzet en het onkruidvrij maken is een werk wat wij echt niet aan zouden kunnen. Verder vergt het nogal wat investering om er iets redelijks van te maken en dat zie ik ook niet echt als mijn taak. Echter een stukje van die enorme tuin bijhouden zou ik best leuk vinden want dan zou ik eindelijk eens een hoekje kunnen creëren waarin we misschien wat vrijer buiten kunnen zitten. Dus met een goede samenwerking zouden we er best iets moois van kunnen maken, huurcontract of niet.

Om de boel toch een beetje op te leuken hang ik al jaren vijf bakken geraniums aan de hekken en die doen het wonderbaarlijk. In mei als de nachtvorst over is ga ik naar De Boet in Hoogwoud en haal voor twee tientjes geraniums. Ik vul de bakken en alleen als het erg droog is moet je ze even wat water geven. Verder doen ze alles zelf en ze bloeien dan wondermooi door tot diep in de herfst. Daarbij zet ik, als ik nog wat heb, enkele bloempotten bij de retirade en station Opperdoes is weer een beetje netjes voor de zomer.

Op één van de vaste maandagmiddagen bij mijn moeder kwam het gesprek ook eens op die spoortuin. Op dat moment stond het gras zoals gewoonlijk weer bijna tot aan mijn knieën, maar mijn geraniums waren schitterend. Ik zong mijn lof over die bloemen en hoe goed ze het bij mij in die bakken deden. Toen deed mijn moeder een duit in het zakje. "Geraniums", zei ze, "die heb ik nooit gekocht hoor". Op mijn vraag waarom dan wel niet, kwam het verbluffende antwoord. "Nou dan kan ik er ook niet achter gaan zitten!" Ik was sprakeloos, en nu ik er eens goed over nadenk klopt het echt. Ik kan me niet heugen dat ik vroeger thuis ooit geraniums op de vensterbank heb zien staan. 

Geschreven: Opperdoes, 27 juli 2009
Dagtekening: Voorjaar 2009

Onze overburen in Opperdoes

Toen ik vanmorgen in de slaapkamer op het krukje naar buiten stond te kijken, viel mijn oog ineens op al die schattige beeldjes en versieringen die de overburen op de muur van hun garage hebben opgehangen. Een grote bloempot, die nu leeg is, twee schattige lantaarntjes, een spiegel, maar vooral het beeld van een grote oranjegele zon trok mijn aandacht. Die straalde zo vrolijk door de donkere decemberochtend; daar werd ik echt vrolijk van. Ze zitten echter allemaal verstopt achter een grote hoge haag, zodat je er alleen vanuit ons slaapkamerraam goed zicht op hebt. Vanaf de straat zie je niets of je zou pontificaal voor het pand moeten gaan staan. Hun hele huis, wat er schattig uitziet, lijkt een onneembaar fort. Een heg die metershoog is, scheidt hun garagepad af van de parkeerplaats en een heel mooi maar hoog smeedijzeren hek laat ook duidelijk weten dat het niet de bedoeling is dat je zonder duidelijk doel, de voordeur nadert. Jammer dat de boel zo hermitsch is afgesloten, maar iedereen is natuurlijk vrij daarin en wie ben ik om daar over te oordelen.

Toen we hier pas kwamen wonen hadden we nog wel contakt met deze overburen en uit één van die gesprekken bleek, dat ze het erg moeilijk vonden om hun sociale contacten te combineren met hun werk waarvoor ze beide alle dagen naar Amsterdam moesten. Dat forensen hield in dat ze heel vroeg weg moesten en heel laat weer thuis kwamen. Ook kwam zijn prevut in de knoei vanwege verregaande bezuinigingen bij zijn baas, zodat het heen en weer rijden voor hen langer zou gaan duren dan gepland. 

De tweede hoofdpersoon in dit stukje is onze huisvriend of liever gezegd, zijn autootje, een rode Fiat Cinquecento, die hem zowat wekelijks naar Opperdoes bracht, om bij ons in het weekend te gaan klussen voor de stoomtram. Die cinquecento, zo`n 8 jaar oud, reed goed, maar stonk als een slecht onderhouden oldtimer, vreselijk naar benzine. Herhaalde malen al had ik aan hem gevraagd, dit eens te vermelden bij de garage, maar hij vond het allemaal wel best en ook op dat front gebeurde er dus niets. De hele zomer van 2007 bleef de situatie zo en ik ergerde me er eigenlijk alleen een beetje aan als ik bij mijn eigen auto moest zijn en ik duidelijk rook welke auto er naast mij stond. September kwam en zowaar de rode Fiat kwam weer door de APK met de opmerking, dat er wel iets loos was omdat hij zo naar benzine stonk, maar dit geen gevaar opleverde voor gezondheid en veiligheid. En waarom zou je kosten maken als je, zoals hij van plan was, toch een andere auto zou kopen.

Toen kwam de bewuste avond. Geen idee meer wanneer het precies was, maar het zal zo ongeveer september/oktober 2007 zijn geweest. We kwamen met twee auto`s uit Hoorn. Ik in onze Ignis en de beide mannen in de cinquecento. Ik kwam als eerste de straat in rijden en zag dat alle vier parkeerplaatsen tegenover ons huis bezet waren. Twee door de bovenvermelde buren [met een auto en hun bedrijfsbus] en de derde en vierde door de vader van de buurvrouw die zijn auto dusdanig had geparkeerd dat hij twee plaatsen in bezit nam. Boos, maar wel vaker gewend aan het feit dat zij de halve straat voor hun blik annexeerden, reed ik de auto De Kaag op, keerde, en plaatste mijn auto vol op de stoep voor ons huis. Tien minuten later kwamen de mannen dus de straat in rijden en parkeerde de cinquecento resoluut pal achter de auto van de de buurvrouw`s vader en zette hem daarmee helemaal klem. Na een uurtje of twee was ik dat helemaal vergeten en zaten we rustig met zijn drieen tv te kijken. Ineens wordt er enorm op de deur gebonsd en ik schrok me wezenloos. De mannen zeiden tegen elkaar, dat is vast de buurvrouw, maar open doen, nee hoor, stelletje helden, dat mocht ik doen. Me eigenlijk van geen kwaad bewust, deed ik de deur open, en wat er toen tegen mij gezegd werd, zal ik hier maar even niet herhalen. Ik heb nooit geweten dat er zoveel scheldwoorden bestonden. De meeste kende ik niet eens, maar de intonatie sprak boekdelen. Ik stond totaal te shaken, en nadat ik de hele litanie over me heen had laten komen, begon me iets te dagen. Dat ging over de Fiat Cinquecento, die stinkende cinquecento van onze huisvriend, daar hadden ze zich de hele zomer al aan zitten ergeren en dat was zo geëscaleerd dat ze nu op het kookpunt waren. Ja, gingen ze nog even door, ze hadden die auto expres zo geparkeerd dat die cinquecento de parkeerplaats niet op kon, en de auto zou nooit door de APK komen, en of hij [onze vriend was intussen achter me komen staan] ook in die stank zou blijven zitten. Ik werd uiterst kalm maar zei geen woord. Ik had geen zin in een ordinaire scheldpartij, waarin het ongetwijfeld zijn ontaard. Trouwens ze luisterden toch niet. Tot slot nam onze vriend het verstandige besluit om zijn auto maar even aan de kant te zetten, hoewel ik me kan voorstellen dat hij hem graag de hele nacht had laten staan.

Dat was dus het laatste contact met onze overburen. Ik hoop dat ze eens de moed zullen hebben om nog eens terug te komen op dit voorval, ik zou het graag met ze bespreken. Natuurlijk begrijp ik hun frustratie, maar hun oplossing was nou niet bepaald taktvol. Als ze gewoon naar ons toe waren gekomen, dan hadden we erover gepraat. Wij kenden onze vriend`s  nonchalance en als ze iedereen hier in de straat met zoveel "vriendelijkheid" tegemoet getreden zijn, dan rest je niets anders dan je achter een grote heg te verstoppen.                                              

Toch ziet het huis er schattig uit, al hun ziel en zaligheid ligt erin, dat is duidelijk te merken. Hoe jammer is het dan dat als ik uit mijn slaapkamerraam kijk dit niet als hoofdgedachte hebt, maar dat altijd die scheldcannonade door mijn hoofd speelt. Hoe anders had het kunnen zijn.

Geschreven: Opperdoes, 23 december 2009
Dagtekening: zomer 2007

Onze Bovenkarspelse buren


Wonen in Nederland is is een kunst apart. Je woont boven, onder en dicht naast elkaar en het is dan ook een hele toer om het allemaal gezellig te houden. Vrijstaande huizen zijn er nauwelijks en als je ze al vind zijn dan zijn ze meestal voor mensen die het geld op stapeltjes hebben liggen. Dat hebben wij helaas niet maar dank zij onze unieke stationswoning wonen we momenteel zonder aan ons vastzittende buren. Ik heb vanaf de tijd dat wij wisten dat we naar Bovenkarspel zouden verhuizen altijd gedacht en gezegd dat één van de moeilijkste dingen van het wonen de omgang met je buren is. We zitten hier in Nederland zo dicht op elkaar dat ik er beroerd van wordt. Het spreekwoord “een goede buur is beter dan een verre vriend is” heb ik helaas zelden ervaren want welke buren we ook gehad hebben, ik kan er boeken over schrijven. In 1971 en pas in Bovenkarspel gearriveerd hadden we het druk, want het huis was nieuw en verhuizen geeft een puinhoop.

Horen en zien verging je, timmeren, zagen en boren was aan beide zijden van ons huis ieder weekend aan de orde. Ik dacht in eerste instantie een beetje naief “ok” ze zijn net verhuisd dus moet er vanalles gedaan worden om het huis naar je zin te maken, maar na een jaartje kreeg ik de indruk dat ze aan beide zijden van ons een totaal nieuwe woning aan het bouwen waren. Het hield niet op. Ondanks dat hadden we het eigenlijk best goed met elkaar. We waren ook wel erg op elkaar aangewezen want de families woonden ver weg en we waren allemaal nog erg jong en onervaren op allerlei gebied. Dus liepen we in het begin bij elkaar de deuren plat. Ook werd de afscheiding tussen de tuinen opengelaten, zodat de kinderen gemakkelijk bij elkaar konden gaan spelen. Op die manier hadden we een goede sociale controle gecreëerd en konden we gemakkelijk een oogje in het zeil houden. Maar langzamerhand begonnen ook de ouders van die kinderen door de tuinen heen te lopen en op het laatst was ik met onze tussenwoning zo`n beetje het België van de Hugo de Grootsingel. Ik zat er nou eenmaal tussenin. Toen er ongevraagd een babyfoondraad via ons huis naar de buren aan de andere kant werd gelegd was voor mij de maat vol. Allereerst gingen bij mij de tuinen dicht en probeerde ik mijn leven toch weer iets meer op ons eigen gezin te richten. Of me dat in dank werd afgenomen weet ik niet. Niemand heeft ooit iets gezegd maar het drukke verkeer tussen de huizen om ons heen bleef onverminderd doorgaan. Het timmeren trouwens ook. Toch was het gelukkig niet allemaal kommer en kwel. Met de buren van de overkant hadden we een geweldig contact. Misschien was dat wel de reden dat het zo goed ging. We zaten in ieder geval niet zo op elkaars lip dus daar konden geen moeilijkheden van komen. Zij hadden inderdaad dezelfde problemen op het gebied van de geluidshinder en hebben zelfs een poging gewaagd om een geluidwerende wand op de binnenmuur tussen de kamers te plakken. Helaas hielp het niet. Het meest idiote wat betreft geluidshinder dat ik met hen heb meegemaakt gebeurde op een avond dat we allebei alleen thuis waren. Waar de mannen waren weet ik niet zo precies meer maar waarschijnlijk waren ze samen op stap naar het basketballen met de oude bodemloze “eend” van de overbuurman. Op die bewuste avond heeft de buurvrouw mij via de telefoon volledig laten meegenieten van de bevalling van haar buurvrouw. Dat was zo duidelijk te horen dat ik na vele malen de vermelding gekregen had dat er geperst moet worden beloond werd op de mededeling dat de baby een meisje was. Verdere details zal ik in dit stukje maar achterwege laten maar ook die werden mij tot in de finesses doorverteld. Achteraf denkend vind ik het gewoon misdadig is het om zulke gehorige huizen te bouwen en dan ook nog met de huiskamers tegen elkaar aan. Je kon eenvoudigweg niet naar muziek luisteren zonder je buren te hinderen, ook al zet je de radio of tv nog zo zacht. En dan hadden wij nog geluk. Vrienden van ons vertelden ons dat zij in de huiskamer regelmatig beloond werden met het geluid van het doortrekken van de wc bij de buren. De architect van die huizen had dus helemaal niet nagedacht, want de wc van de een was tegen de huiskamer van de ander gebouwd. Ook gesprekken en andere activiteiten in de slaapkamers bleven niet altijd binnenskamers.

Geluidshinder is een van de meest ergerlijke dingen die er bestaan en op een gegeven moment na een jaartje of vier was ik helemaal op. Niemand die het begreep. Ik met mijn slechte oren zou daar toch veel minder last van moeten hebben, dachten zij. Helaas is niets minder waar want door die oren ben je veel alerter op je omgeving dus kwam het allemaal net zo hard aan. Op een gegeven moment bevroor ik al als er maar muziek te horen was. Alleen het idee al dat je niet bij machte was om dat op te laten houden bracht me tot wanhoop. De overburen waren intussen al verhuisd naar Blokker en ook ik liep hard te denken aan verhuizen. Maar ja wat dan? Een hoekhuis leek nog de beste optie want dan kon de ellende maar van één kant komen. Geen België meer, geen geren tussen de twee woningen waar we tussenin zaten en hopelijk eindelijk wat minder getimmer in de weekenden.


Onze nieuwe hoekwoning had helaas wel een open keuken, maar voordeel was dat de kamers in ieder geval niet tegen elkaar aan gebouwd waren. Het was al een gesettelde buurt, dus het allemaal nieuw verhaal zou ook niet meer voorkomen. Ook ik had ervan geleerd en bleef een beetje op de achtergrond. De buren waar ik met argusogen naar uit had gekeken leken "normaal" en dat waren ze achteraf ook. Helaas gingen die heel snel verhuizen en was aanleiding tot een periode “doorgangshuis”, waar je ook niet vrolijk van werd. Allereerst een man, een vrouw en een kind van ongeveer twee jaar. Getrouwd of niet weet ik niet en dat deed er ook eigenlijk helemaal niet toe. Wat er wel toe deed was het feit dat die kleine jongetje kans zag de hele nacht te gaan liggen huilen en gillen, waardoor de moeder uit wanhoop met de deuren ging lopen smijten en dat pa zich daar dan met zijn beslist niet zachte stemgeluid ook eens mee ging bemoeien. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik daar dank zij mijn oren praktisch geen last van had maar mijn mede gezinsleden des te meer. Daarbij had buurman nog een andere onhebbelijkheid die mij wel mateloos ergerde. Hij parkeerde zijn grote gifgroene bestelbus precies bij ons voor de ramen, zodat ons alle uitzicht ontnomen werd. Doch dank zij de nachtelijke herrie werd dat probleem snel opgelost. Pa was het na een klein half jaartje helemaal zat en nam de kuierlatten. Hij is nooit meer gezien en enkele maanden later stond het huis weer te koop.

Het volgende echtpaar was een toppertje. Zij hebben het ook het langst naast ons uitgehouden. Het begon niet zo goed, want toen ze kwamen hadden ze nog een hond die beslist niet alleen kon zijn. Dus als zij hem even alleen thuis lieten, zat dat beest de hele tijd te janken in het huis. Ook in de tuin was hij nauwelijks stil te krijgen. Doch de geboorte van hun eerste kindje loste alles op want hij was jaloers op de baby en moest met veel verdriet naar een ander familielid verhuizen. Later kwamen er nog twee kindjes en het werd zowaar een behoorlijk kinderrijke buurt. Het was een geweldige tijd. Appeltjes gevechten over de schutting, barbeque in een van de tuinen en gewoon alles wat normaal het leven met buren zo gezellig maakte. We liepen elkaar absoluut niet voor de voeten maar als er wat was dan konden we een beroep doen op elkaar. Het meest dwaze voorval was in de zomervakantie. Dat jaar hadden de buren twee Marokkaanse meisjes in huis genomen waarvoor zij als gastouders fungeerden. Die meisjes gingen natuurlijk ook met onze kinderen om. Op een gegeven moment kreeg ik een tip van de buurvrouw dat ze ontdekt had, dat de meisjes onder de hoofdluis zaten en of ik ook bij mijn kinderen eens even moest controleren. Het verhaal alleen bezorgde mij natuurlijk al jeuk op mijn hoofd en hoewel ik nog nooit met die beestjes in aanraking was gekomen hoefde ik niet lang te zoeken. Jahoor, bingo, het loopt, heeft vleugeltjes en het jeukt verschrikkelijk, zeker als je weet dat je die bewoners op je hoofd hebt. Niet alleen de kinderen maar ook ik vond ze overal in mijn haar. Gerverderrie, wat moest je daar nu weer aan doen. Hoewel het eigenlijk onzin was schaamde ik me dood om naar de drogist te gaan om een hoofdluis middel te gaan kopen. Natuurlijk heb ik dat wel gedaan en na vele malen behandelen en uitkammen zijn we er allemaal wel weer afgekomen, maar het was best een jeukerige ervaring. Komen de meeste kinderen er van school mee thuis, nee hoor wij hadden zoiets midden in de zomervakantie. Toch was het een mooie tijd, die abrupt eindigde toen zij verhuisden naar Het Gooi. Dat is ook de enige keer dat ik wel even moest slikken toen er buren weggingen, en sterker nog, ik hield het zelfs niet helemaal droog. Nummer vier in het rijtje van onze buren was een man met een zoontje van een jaar of zes die altijd vreselijk liep te vloeken. Hij zoop als een ketter en als hij dronken was kon hij zijn handen ook niet thuis houden. Een moeder kan ik me niet herinneren, maar Karel zegt me dat hij zich herinnert dat zij verrot werd gescholden in de achtertuin. De meest angstige ervaring was op een dag dat ik die kleine jongen in de schuurgang argeloos vroeg of hij gevallen was, want zo zag hij eruit. Hij gaf zonder schroom toe dat zijn vader hem sloeg, terwijl die juist de schuur uit kwam en het hele gesprek gehoord moest hebben. Stom van mij, maar aan die mogelijkheid had ik geen moment gedacht. Schreeuwen en vloeken ja, maar je kind in elkaar slaan! Ook durfde ik, laf dat ik was, op dat moment geen stappen te ondernemen, omdat hij wist dat ik op de hoogte was, zodat het een koud kunstje was om te weten wie hem had aangegeven. Trouwens niemand in de straat deed wat. Ze kletsten onderling, hadden medelijden met mij omdat ik er naast zat, maar negeerden mijn verzoek om hem aan te geven omdat ik het niet wilde doen omdat ik er pal naast zat. Het nummer van de kinderbescherming lag sindsdien wel op mijn bureau en als ik zelf zou hebben gezien dat hij zijn kind mishandelde had ik wel gebeld. Tot mijn grote opluchting heeft waarschijnlijk de school van die jongen de nodige instanties aan het werk gezet en was het hele gezin ineens met de noorderzon vertrokken. De laatste bewoners in die hele rij die wij meemaakten was een gezin die een taal spraken die ik eerst helemaal niet thuis kon brengen. Uiteindelijk bleken het portugezen te zijn. Hij sprak redelijk nederlands en werkte ergens in de bouw. Het waren heel rustige mensen die bijna nooit thuis waren. Wat een rust na dat gevloek en getier. Zo kon het dus ook! Uiteindelijk zouden we daar nog maar kort van genieten, want wij wisten al dat het eind van onze Bovenkarspelse periode in zicht was. Na enkele maanden verhuisden we naar Opperdoes waar het begrip buren ineens een heel andere betekenis kreeg.
Zie ook Buren-2

Geschreven: Opperdoes, 28 september 2006
Dagtekening: 1971-1998

Hoezo "Anglofielen" ?




Dit zijn eigenlijk wel twee heel bijzondere foto`s in mijn collectie. Iedereen kent wel de vorm van het eiland van Groot Brittannië en als je dan een schuine lijn trekt van linksonder naar rechtsboven dan heb je aan het uiteinde van die lijn aan de kust de plaatsen waar deze foto`s genomen zijn.

De eerste is op 3 september 2000 genomen op in Lands End in het uiterste zuidpuntje van Cornwall en de tweede op 19 juni 2003 bij John O’Groats in Caithness in het uiterste noordoosten van Schotland. Beide plaatsen om nooit te vergeten. In het zuiden was het een kermisachtige vertoning waar het stervensdruk was en in het noorden stormde het zo erg dat de boot naar de Orkney eilanden het bijna liet afweten. Dat lag ons eigenlijk veel beter.

Toch hebben we de Orkney eilanden bereikt. Hier hoorde ik de geschiedenis van Scapa Flow en bezocht Skara Brae de best bewaarde neolitische nederzetting, die tot nu toe gevonden is. Je kan zelfs in de huizen lopen. Sommigen zijn zo goed bewaard gebleven dat slechts het dak verdwenen is, maar verder was het stenen gedeelte van het huis helemaal intact. Het gaf me een eigenaardig gevoel om te lopen op dezelfde grond en stenen vloer waar vijf eeuwen geleden ook mensen hadden geleefd en gelopen. Dan gaat mijn fantasie toch aardig met me aan de loop hoor. Hoe zouden ze geleefd hebben?, Hadden ze ook boze buien, vertelden ze elkaar moppen, gingen ze bij elkaar op visite, etc. etc. Via verdere opgravingen is er wel wat bekend van hun levenswijze maar ja dat kan je toch niet controleren en vragen aan die mensen kan je het al helemaal niet.

Dit is één van mijn foto`s van een huis, waarop je duidelijk kunt zie waar de slaapplaats was. Verder in het midden de plek waar het vuur gestookt werd. Het ziet er zo allemaal niet zo comfortabel uit, maar met alles erop en eraan zal het best een fijn huis geweest zijn. Na een korte, natte en donkere stop bij de "Ring of Brodgar", waar we nauwelijks iets hebben gezien, was de terugweg met de boot nog erger. De golven sloegen over het dek heen en alle kinderen die nog daar buiten waren, moesten zo snel mogelijk naar beneden, want anders zouden ze overboord slaan. Toch is dat weer geen uitzondering daar. Niet voor niets is, “Sorry for the weather”, een veelgehoorde uitspraak van de "locals". Van mij hoeft dat sorry echter niet, het was geweldig, en dit bezoek staat nog steeds in de top drie van mijn vakantie-ervaringen.  


Geschreven: Opperdoes, 5 september 2005
Dagtekening: 3 september 2000 en 19 juni 2003.

Alles okee !!

In 1970 kochten wij, in navolging van velen die groot Amsterdam niet meer zagen zitten,  ons eerste huis in Bovenkarspel. Spannend werd het toen we een halfjaartje na de koop het resultaat gingen bekijken van de werkzaamheden die bouwbedrijf Scholte uit Andijk verrrichtte. De contouren van het huis en de straat werden zichtbaar en natuur lijk werd alles gefotografeerd.


De reis er heen was een wereldreis. De trein, die dankzij onze keuze van lokatie aardig in de buurt kwam was nog het minste probleem. Eenmaal uitgestapt, stond je daar. Het oude station Bovenkarspel-Grootebroek was nog aanwezig, maar was helaas toen al een bouwval. Toch kon je nog zien hoe mooi dat vroeger moest zijn geweest. Verder was er bijna niets in de omgeving. Vijfhonderd meter verderop kwam je in de Hoofdstraat, de hoofdweg die die langs de lintbebouwing tussen Hoorn en Enkhuizen lag.

Aan de zuidkant van het station lag de vaar-groenteveiling met zijn karakteristieke bruggetjes, een veilinggebouwtje en drie grote lange loodsen. Dan hoofdgebouwtje was een juweeltje, de boten voeren naar binnen en vanuit de boten werd degroente geveild. Het gebouwtje is tegenwoordig alleen nog, bijna identiek, terugvinden bij het museum De Broeker Veiling.


Maar hoewel je de nieuwbouw zag liggen vanaf het station was het een mijl op zeven om er te komen. Via de Hoofdstraat, Broekerhavenweg en een stel bouwstraten die later de La Reinelaan zouden worden, kwam je uiteindelijk op de Hugo de Grootsingel terecht. Als je daar stond kon je vanaf die plek helemaal naar de spoorlijn en het oude dorp kijken, iets wat je je nu niet meer voor kan stellen. Daar aangekomen had je vijf kilometer gelopen en van openbaar vervoer was natuurlijk geen sprake. Het tweede station van Bovenkarspel [Bvk-Flora] was ook geen optie want dat was toen alleen tijdens de Westfriese Flora open en dat was zegge en schrijve één week in februari. We zijn dan ook tijdens de bouw niet zo vaak gaan kijken als we wilden. Het was echt geen doen. Toen we er eenmaal woonden was het probleem ten dele opgelost, want toen hadden we fietsen binnen ons bereik.

Maar het bleef het probleem als er eens autoloze visite kwam en in de tijd dat wij een kind hadden in een kinder- of wandelwagen was een fiets ook geen optie. Toch vonden we uiteindelijk een "oplossing" voor die enorme afstand. Het was mogelijk om over het veiling terrein aan de achterkant van het station te komen. Dan moest je alleen het spoor nog oversteken, wat natuurlijk ook niet toegestaan was. Overdag was dat allemaal niet zo`n probleem, de veiling was in bedrijf en open, en hoewel het eigenlijk verboden was, werd het oogluikend toegestaan, dat je door de hallen van de veiling naar de nieuwbouw liep. Toch herinner ik me de boze blikken nog en ik weet nog goed dat ik me eigenlijk helemaal niet op mijn gemak voelde. De capriolen die we `s avonds moesten uithalen om over het veiling terrein te komen zijn te gek voor woorden, en ik zou ze heden ten dage echt niet meer willen uithalen. Die veiling, na zessen natuurlijk gesloten, bestond zoals ik al zei, behalve uit het hoofdgebouwtje vooraan, uit drie grote ca. 100 meter lange loodsen die omgeven waren door brede vaargeulen. Buitenlangs die loodsen liep een smalle rand van twee straattegels breed plus een kleine betonnen randje. Daar kon je dus net op lopen. Drie of vier keer lag er over die rand heen een dikke ronde pijp, waardoor het regenwater van het dak naar het de vaargeul stroomde. Daar moest je dus wel overheen stappen om droog te blijven. Vervolgens liep je dan over het hoofdplein, bruggetje, stak je het spoor over om bij het station te komen. Bij licht was het nog wel te doen, maar ik laat je raden hoe dat op een donkere winteravond ging. Karel vertelt zelfs dat hij eroverheen ging met een wandelwagen op twee wielen, Dat kan ik me niet meer herinneren, maar ik neem aan dat ik dan met een kind op mijn arm diezelfde richtel "nam". Met visite hadden we een andere afspraak. We brachten ze altijd weg totaan de veiling. De visite nam de richels en meldde zich met een "alles Okee !" als zij droog aan de andere kant van de loodsen gearriveerd waren. Gerustgesteld konden wij en zij dan huiswaarts keren.

Nu is alles totaal veranderd. Bovenkarspel is Stede Broec. Een groot winkelcentrum ligt bijna op de plaats van het oude station. Het tweede stationsgebouw is intussen ook al weer buiten dienst en de nieuwbouw van toen is een grote stad geworden ontsloten door een brede brug en overweg.


En de vaarveiling?  Die trof wel een heel slecht lot. In de nacht van 3 naar 4 oktober 1987 is hij tot de grond toe aan afgebrand. Maar toch? Zo heel af en toe als ik de overweg over ga, denk ik nog wel eens terug aan deze veiling met zijn bloemkoolbootjes en vooral aan onze halsbrekende toeren in het donker en op een smal randje, waarbij je door een misstap in het koude water zou belanden.


Geschreven: Opperdoes, 18 augustus 2009
Dagtekening: 1969-1975

zondag 1 september 2013

Langs de spoorlijn Hoorn-Medemblik

Geschreven: 1 september 2013
Dagtekening: Opperdoes 1910-2013

Dat overkomt niet veel mensen, dat er een tentoonstelling wordt ingericht waarin jouw huis centraal staat en vandaag was ik eindelijk in de gelegenheid om eens te gaan kijken bij de expositie van de Stichting Historisch Opperdoes die met hun minitentoonstelling "Langs de spoorlijn Hoorn-Medemblik", de tramlijn door Opperdoes in het zonnetje zette. Ik wilde het al zo lang, maar telkens kwam er iets tussen. Vakantie, verjaardagen en vooral het zomerseizoen bij de toeristische spoorlijn zelf, waardoor ik iedere keer naar Hoorn heen en weer moest om mijn echtgenoot naar zijn vrijwilligersklussen te brengen. Ook vandaag was het weer raak, maar ik heb hem gezegd dat hij maar even moest wachten, want nu wilde ik er toch echt even heen. Ik hoopte op wat onbekende foto`s vanuit de tijd dat wij er nog niet woonden en gelukkig vond ik er een paar die ik de moeite waard vond. Om er thuis nog eens lekker van te genieten heb ik de foto`s op de foto gezet. Niet de beste kwaliteit, maar prima om te zien.


Zo zag het er bij ons in 1915 uit. Er is eigenlijk niet zo gek veel veranderd, behalve dat er nogal wat huizen zijn bijgekomen. Het station, perron, en de spoorlijn zijn er nog steeds. Zelfs de telegraafpalen zijn er weer. Wat een moed van Sientje Bos om haar was buiten te hangen. Er is weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen hoe die blinkend witte was eruit ziet als er een stoomtrein is langsgekomen, dus ik neem aan dat ze goed op de hoogte was van de dienstregeling. De informatie onder de foto is ook niet slecht. Naar aanleiding van de telegraafpalen en telefoonlijn die op de foto te zien, geeft het bordje ook aan dat er in dat jaar in Opperdoes al 4 telefoonaansluitingen waren. Wie dat waren?, Laat me eens een gok doen. De burgemeester, de notaris, de dominee en de pastoor. Hoewel een pastoor in Opperdoes, dat lijkt me niet, dus het zal de politie-agent wel geweest zijn.

Een tweede foto vond ik ook een juweeltje. Tijdens mijn bezoek aan de tentoonstelling hadden we er al een discussie over. Volgens kenners klopt er iets niet op de foto en hoewel ik eerst niet zoveel bijzonders in zag, zie ik het nu ook. Er klopt er inderdaad iets niet aan het geheel. Het huis met de pyramide-vormige dak kan nooit hetzelfde zijn als wat nu op de hoek Zwarte pad/Almersdorperweg staat, of de fotograaf heeft wel een heel bijzondere truc uitgehaald. Photoshoppen bestond nog niet, dus het moet een boerderij zijn, die intussen is afgebroken. Wel toevallig dat het zoveel lijkt op het huis wat nu op de hoek staat, dus helemaal snappen doe ik het toch niet.

Ook hier staat bij de foto voor mij nog wat nieuws. Ten eerste wist ik niet dat die sloot, die in 1998 omgebouwd is tot "vijver" een naam had. Tw. "De mollengrippel" met zijn karakteristieke "stoep" staan hier duidelijk op de foto. Ten tweede het grote bord met de tekst "Waterplaats" wat hing op het schaamschot bij de retirade. Het bord bestaat helaas niet meer, maar de retirade zelf is op de steen nauwkeurig herbouwd in 1995. De foto moet van na 1921 zijn geweest, want toen is de aanbouw van de keuken gerealiseerd. Ook heeft men toen helaas het kleine ronde raampje met glas in lood boven de aanbouw vervangen door een groter. Dat is me bij de stoomtram verteld. Jammer dat het allemaal weg is. Wel heerlijk nostalgisch zijn die gordijntjes in zandlopervorm. Dat is voor mij een echte jeugdherinnering, want mijn moeder had toen ik klein was zo`n 200 km zuidelijker ook voor de ramen hangen.


In 1968, dus een crisis, wereldoorlog II en de wederopbouw later, ziet het er behoorlijk uitgekleed uit. Weg is het hek, opgestookt in de oorlog?, weg is de retirade, had men de stenen nodig? en het perron ziet er ook uit, alsof het jaren niet is gebruikt. Alles ziet er wat sjofel uit. Geen wonder want de lijn werd al jaren niet gebruikt. In 1968 startte men met stoomtramritten en kwam er weer leven in de brouwerij. Voor het station zou herstel helaas nog jaren duren; lange jaren van leegstand en achteruitgang. April 1998 pas betrokken wij de woning, na een precicieuze renovatie, waarbij de uitvoerders de tweede foto van dit stukje ferm in hun achterzak hadden zitten. Zelfs de buitenlampen zijn hetzelfde.

Het overgrote deel van de tentoonstelling toont dus foto`s vanuit de tijd, die ik zelf hier heb meegemaakt. Ook veel foto`s waren van mij. Geen wonder want ik zat altijd vlakbij als er iets gebeurde en soms werd ik zelfs ingeseind dat ik even mijn mijn fototoestel op het perron moest gaan staan, of uit het raam moest gaan hangen. Daarom vind ik het ook superleuk dat nu blijkt dat ik dat allemaal niet voor niets heb gedaan.