Oostwoud - Vereweg



In de kop van Noord-Holland bevinden zich een heleboel kleine polderweggetjes. Die zijn zo smal, dat het bijna ondoenlijk is elkaar te passeren en passeerplaatsen zijn er nauwelijks. Bij de meeste van die weggetjes moet bij een tegenligger dus één van de twee de berm in en het hangt helemaal van de situatie af of jij, of de tegenligger dat doet.

Deze manier van rijden ben ik wel gewend, dat heb ik in Schotland wel geleerd, hoewel er in dat land wel meer passeerplekken zijn. Ook zijn de Schotten beter gewend aan deze manier van rijden, want meestal nemen en ze wat gas terug en passeren je dan met een vriendelijke groet. 

Hier in Nederland is het rijden op die weggetjes, heel anders. Ten eerste heb je er minder en ten tweede hebben onze landgenoten, in mijn ogen, nog minder geduld. Passeerplekken zijn er weinig en het gebeurt helaas maar heel zelden dat er op zijn minst even gas wordt teruggenomen, zodat het, gezien mijn Schotse ervaring, meestal mijn persoontje is, die uitwijkt of stopt. Ook een vriendelijk bedankje komt hier weinig voor, maar helaas, ook daaraan raak je gewend. Gelukkig schiet tegenwoordig "De Provincie" een beetje te hulp. Deze mensen is zagen ook in dat het, mede met de komst van die verhipte brede fourwheeldrives, het er niet gemakkelijker op is geworden en zijn ze bezig om langs veel van die wegen grastegels te leggen. Minder idyllisch helaas, maar wel veiliger, want het voorkomt in ieder geval dat je om de haverklap met je rechterwielen in de prut en de modder zakt. Ondanks dat blijft het, met een gezonde spanning, leuk rijden en trek ik er als het even kan op uit om nieuwe routes te ontdekken. Vooral die smalle dijkweggetjes bezorgen me soms vlinders in mijn buik. 


Tussen Opperdoes en Oostwoud bevind zich ook een prachtig exemplaar. Op de Vereweg is het bidden dat je er geen trekker tegen komt, want dan heb je een probleem. Zelfs nu er, sinds kort, grastegels liggen gaat het allemaal maar net. Toch is het niet het enige, waarom ik juist over deze weg begin. Precies in het midden van de route, midden in de polder, bevinden zich ineens een heleboel bochten in die weg. Ook staan er een heleboel bomen, die naar het scheen totaal willekeurig bij elkaar waren gezet. Wat een vreemde plek, zelfs de moderne boerderij, die er vlak naast staat, verandert daar niets aan. Die slingerende weg en dan die bomen. Wat is het doel ervan? Waarom die bochten en waarom die bomen daar, die hebben toch geen enkel doel?.

In mijn fantasie, zag ik de weg veranderen in een smal karrespoor met onder die bomen een grote bronstijd nederzetting met veel beweging van mens en dier rondom. Alles was afgezet door een houten hek, gemaakt van takken en uit een gat op het dak kringelde een klein sliertje rook. Of... fantaseerde ik verder, had er misschien een middeleeuwse boerderij gestaan, die de vorm van de weg hadden bepaald en die daarna sinds jaar en dag zo is gebleven. Dat zou een mooie verklaring zijn, voor hoe het er nu uitziet. Ohh, kon ik maar in in de geschiedenis kijken!

De droom duurde niet lang en dat was maar goed ook. Ik zat uiteraard nog steeds in de auto en reed, weliswaar langzaam, nog altijd op die smalle weg. Ik moest er toch niet aan denken, dat ik door mijn eigen gepieker, zomaar en zelfs zonder tegenligger, van de weg zou raken. Toch bleef die plek mij fascineren. Ik reed er zo af en toe langs en iedere keer dat ik er kwam, zag ik weer dat zelfde beeld uit mijn fantasie.